io AUGUSTUS 1931
'3
woordigen Bilthovenschen notaris herkennen. Hij heeft thans z'n hart — voor zoover het tenminste sport betreft — aan golf verpand. De eenige band, dien hem nog aan de voetballerij bindt, is het voorzitterschap van onze plaatselijke voetbalclub.
De kiek van H y 1 k e m a doet mij onwillekeurig denken aan den grooten groei van den K.N.V.B. In die jaren beheerde Hylkema van z'n bovenhuis op de Bilderdijkkade 21 — alleen aan dat nummer is de bond trouw gebleven — de geheele voetbalwereld; hij vond daarbij nog tijd om lezenswaardige stukken over voetbal te schrijven in het Handelsblad en ook in d e Revue der Sporten, waarvan hij aanvankelijk wel de ijverigste voetbalmedewerker was. Hij maakte de sportwereld toen gelukkig met artikelen over zijn H.F.C.-vrienden Stom, Ferry van der Finne en anderen. In die jaren was het geheele bondsbureau gevestigd in een kamer, die niet grooter was dan het kamertje waarin Boeljon op het tegenwoordige bondsbureau zetelt. Komt men thans op het bondsbureau, dan moet men een wegwijzer hebben om de verschillende afdeelingen te kunnen bereiken ! Staal werkt daar met een staf van personeel.
Onwillekeurig doe ik een greep achter mij in m'n boekenkast. Jaarverslag N. V. B. 1907/08. Salarissen: ƒ 2080.—.
Een tweede greep: jaarverslag 1929/30. Salarissen ƒ 37.197.68. Heeft men ooit welsprekender cijfers gezien?
Isbrücker verdenk ik er sterk van, dat z'n schedel reeds in die dagen veel overeenstemming had met een cricketbal. Anders zou hij niet een van de weinigen zijn, die z'n hoofd voorzichtig met een stroohoed heeft getooid. Hij was toen reeds voorzitter van den cricketbond, kon zich dus moeilijk anders dan in zomercostuum laten kieken. Hij is thans nóg voorzitter van dien bond en zal dat ook voorloopig nog wel blijven.
Mr. Lieftinck heeft natuurlijk een meer wintersch hoofddeksel op. Hij toch heeft zijn reputatie in onze sportwereld te danken aan de wintersport, meer in het bijzonder aan het organiseeren van een wedstrijd van H.F.C. tegen Chelsea, een der eerste wedstrijden van profs in ons land.
Mr. Lieftinck is overigens de eenige van alle afgebeelde medewerkers, die in de thans afgeloopen 25 jaar jonger geworden is. Op de kiek in No. 1 ziet hij er uit als een grijsaard van 60 jaar, toen ik hem tijdens de Olympische Spelen in 1928 sprak, was hij een jongmensen van 25!
Hij was toen nog even welbespraakt als destijds. Ik herinner mij, dat hij eens in Parkzicht op een algemeene vergadering van den N.V.B. zóó'n inslaande speech heeft gehouden, dat men hem op slag in het bondsbestuur zou gekozen hebben, indien hij zich daar niet krachtig tegen had verzet. Bij de Olympische Spelen in 1928 wist hij de suppoosten door een vloed van woorden zoo te overtuigen van zijn belangrijkheid, dat men hem naar de eereplaatsen leidde, zonder dat hij eenig toegangsbewijs behoefde te laten zien! *
Met weemoed beschouw ik verder de kiek van den helaas te vroeg gestorven Spartaan V. Hendriks, die in die (Vervolg op pag. 14).
. w/> r-1 f W-W "EfrÊHE ■ J PO KT
*JMN'TWWri<{ JftAR'W'WT"
. r°iivT- v-
■In .»êie.sp»V W£'
■>£-TflMP-Vft"\P6«' Typ.
— /V ft
'n bijdrage van en over jan feith!
„De Revue der Sporten 25 jaar
De inhoudgeeft stof tot nadenken
Een sportblad dat 25 jaar bestaat, een sportblad, dat na die lange jaren zich nog in grooten bloei mag verheugen: voorwaar dat mag toch wel een bijzonderheid heeten. Dat is ook een bijzonderheid en het is geen wonder, dat de uitgever van nu, de heer S t r e n g h o 11, dit bijzondere feit wil herdenken met zoo iets als een feestelijk herdenkingsnummer. Zooals dit. Toch is er iets wrangs ook nog la dit feest. De oorspronkelijke maker van het blad, de man die het blad leven inblies in een tijd toen het nog een apart soort ' moed mocht heeten om met zoo iets voor den dag te komen, die man, LeoLaueris juist m dit jaar gesneuveld. Het is niet meer dan een daad van piëteit om bij dit jubileum even eenige oogenblikken alleen te wijden aan hem, die dit blad zoovele jaren op eigen — zij het dan niet altijd te bewonderen — wijze heeft geredigeerd.
Daarnaast of liever nog daar boven moeten wij, sportmenschen, allen toch „ons petje afnemen" voor de manier, waarop de Revue door moeilijke tijden heen, is geleid door zijn tegenwoordigen uitgever. Het blad heeft in den loop der jaren al aardig wat andere opgeslokt en is in dien tijd verheven tot officieel orgaan van onderscheiden bonden en vereenigingen. De inhoud geeft in verschillende opzichten stof tot nadenken — de plaatjes zijn over het algemeen goed, al weet de opmaker waarschijnlijk soms geen raad vanwege de veelheid. Maar de Revue is in dit haar 25ste jaar zeker een der beste sportbladen die wij hebben. En dat zegt heel wat.
En daarom wil ook ik niet achterblijven en den uitgever mijn gelukwenschen aanbieden met dit jubileum, daarbij de hoop uitsprekend, dat de volgende 25 jaren inderdaad jaren mogen zijn van groei.
G. J. Nijland, Sportredacteur aan het Alg. Handelsblad.
Het menschdom wordt sportiever
De sportbeoefening wint veld
En wordt steeds intensiever. En ook de mensch in 't algemeen
Wordt met den dag sportiever. De sportzin breidt alom zich uit, En niet slechts op de velden: In Staat, gezin en maatschappij
Laat deze geest zich gelden.
Er is in d'omgangsvormen ook
Een kentering gekomen. De etikette is onttroond
En heeft de wijk genomen. De stijve boord is in de ban,
Manchetten uit de gratie, En fietsen in een Schillerhemd,
Verwekt zelfs geen sensatie.
De excellenties zijn ook van
Dien nieuwen geest doordrongen. Die trekken naar een buitenplaats
En praten ongedwongen. Ze gaan er heen in sportcostuum
En boeken resultaten. Heel anders dan de oude school
Der stijve diplomaten.
De sport brengt strijd — doch edelen
Van natie tegen natie. [strijd, Het gaat niet om een stukje grond,
Maar om de sportprestatie! De helden hoeven zich niet meer
In 't oorlogsvuur te storten. Ik houd het daarom met de Sport
En — deRevue der Sporten!
J. Stuurwold.