10
io AUGUSTUS 1931
IC • // II
ïLen mooi oe/rz/eoee; eeini b©i
<aiirheiié§iD>elld 000/r Je toekomst I
De tocht was daarna afgeloopen. We hadden veel geleerd en stellig geen slechten indruk achtergelaten. Dat er van het „I-dicht" en het „epos" 200 goed als niets is overgebleven, doet er heelemaal niets toe, van meer belang is mijn herinnering aan die onvergetelijke „dagen in de zon", nog verhelderd en verwarmd door den geest van kameraadschap die ons cricketers toen verbond en tot op den huidigen dag nóg verbindt.
Met de heugenis daaraan zend ik u mijn hartelijke gelukwenschen.
Revue, schroom niet chirurgisch op te treden!
Om rotte plekken in onze sportwereld op te ruimen
Toen W. C. Hartman, getooid met hoogen hoed, zijn stopwatch op de Nederlandsche athletiek-wedstrij den hanteerde, Bram Evers' en Coops' fraai gevormde ruggen maar al te goed bekend waren bij de korte afstandloopers van destijds, Herman van Leeuwen en ondergeteekende de eerste schuchtere passen op de 100 Meter deden...... toen bestond „De
Revue" reeds.
Bijna alle oudgedienden — waarvan ik er enkelen noemde — zijn verdwenen, het Eeuwige Oosten ingegaan, gepensionneerd of afgedankt, doch „D e R e v u e", thans vijf-en-twintig jaren een hechte steunpilaar, staat nog trotsch en krachtig aan het hoofd der Nederlandsche sportperiodieken, ondanks, of liever dank zij de heftige stormen, die ook haar in deze kwarteeuw van tijd tot tijd heftig hebben gebeukt.
Beste jarige Revue, houd braaf stand, handhaaf Uw roep van strikte onpartijdigheid, help de sportjeugd in de goede richting opvoeden, heel zoo noodig de wonden in het Nederlandsche sportleven, doch schroom ook niet — zooals in het verleden — chirurgisch op te treden om rotte plekken op te ruimen.
Salem aleikum!
D. J. de Vries. Oud-voorz. der K.N.AM.
d. j, de vries
Zoo juist teruggekeerd van een buitenlandsche reis, moet ik volstaan met enkele woorden om nog tijdig te kunnen voldoen aan het verzoek van de Redactie van „D e Revue der S p o r t e n", een bijdrage te willen leveren voor de Jubileum-uitgave.
Die woorden zijn in de eerste plaats een welgemeende gelukwensch aan de zilveren Revue, die door onzen betreurden Leo Lauer zoo voortreffelijk werd opgezet en door de tegenwoordige Redactie verder werd gebracht op de plaats welke zij thans inneemt: een wekelijks door zeer velen met vreugde ontvangen periodiek, waarin op opwekkende wijze het sportgebeuren van de afgeloopen week wordt weergegeven.
luit. kol. p. w. scharroo
Mogen redactie en uitgever, die Zeker op den tot nu met zooveel succes bewandelden weg zullen voortgaan, ook in de toekomst die voldoening hebben van hun volhardenden arbeid, welke zij zoo ten volle verdienen.
Daarbij nog een wensch, of liever een raad. De sportbeoefening in Nederland is thans gekomen op een punt, waarbij zeer veel tactvolle leiding noodig zal zijn om haar in goede banen te houden, zoodat de sport zal blijven een zegen voor ons volk.
Wat hiervoor noodig is, kan alleen worden uiteengezet in uitvoerige beschouwingen, welke hier niet op haar plaats zijn. Zeker is het, dat met sportwedstrijden alléén, het doel: alzijdige lichamelijke ontwikkeling van hét geheele Nederlandsche volk, niet kan worden bereikt. De massa, gymnastisch goed ontwikkeld, moet de sport beoefenen, haar aanvoelen als een dagelijksche behoefte.
Zóó ver zijn wij in Nederland nog lang niet. Het beschamend feit, dat er in 1931 nog gemeentebesturen zijn, die zich willen onttrekken aan de wettelijke plicht om op de scholen lichamelijk onderwijs te geven, wijst op een achterstand, die moet worden ingehaald;
door
(luit.-kol. p. W. scharroo)
wijst op een gemis aan een juist begrip omtrent de waarde van een alzijdige volksopvoeding, die in het belang van de volkskracht, lichaam, geest en karakter als gelijkwaardig behartigt.
Nog dezer dagen zag ik in Duitschland, in Tsjechoslovakije, in Hongarije en in Oostenrijk de stadions en sportvelden vol met ouden en jongen, die na volbrachte dagtaak, zich onder goede leiding lichamelijk oefenden om zich te sterken voor de zware eischen, die het practische leven stelt.
Daar moet het heen! Een sportveld mag niet uitsluitend voor wedstrijden worden gebruikt. Zij moeten dagelijksche oefenplaatsen voor de massa zijn, die bovendien in goed geleide sportwedstrijden, in de prestaties van de sportsterren, een prikkel moet vinden om zich lichamelijk te blijven oefenen.
Sport alleen, zonder een gymnastisch ontwikkeld lichaam, is verkeerd; goed geleide sportwedstrijden zijn onmisbaar; maar sportbeoefening door de gymnastisch goed ontwikkelde massa is noodzakelijk.
Dit moest het Nederlandsche volk in al zijn lagen leeren begrijpen, de beteekenis daarvan leeren inzien. Moge de Revue met haar mooi verleden, een nieuw arbeidsveld voor de toekomst vinden, om dit besef in ons volk ingang te doen vinden en aldus de mooie Olympische gedachte eigendom te doen worden van het geheele Nederlandsche volk.
SCHAATSENRIJDEN f
£9
aan deze sport deden wijlen onze geachte voorvaderen; tegenwoordig zijn de zomers niet koud genoeg