io AUGUSTUS 1931

3

BIJ) DIEN START VAN ONZEN 25STEN JAARGANG

'N REVUE OVER „DE REVUE"

DE SPORTWERELD van 'n kwart eeuw geleden.... de meesten van 't thans levende sportgeslacht zullen er geen notie van hebben hoe de Ned. sportwereld er omstreeks 1907 uitzag. Want dat was 'n tijd, waarin sommigen misschien nog niet eens bestonden en in elk geval niet meetelden. Alleen degenen, die thans de vier kruisjes achter den rug hebben, zijn in staat om mee te spreken over den „goeden ouden tijd", toen de sport nog lang en lang niet zoo verbreid was als thans.

Onze voetballers speelden ten aanschouwe van 6000 toeschouwers tegen de Belgen zonder dat iemand er aan dacht hoe 'n kwart eeuw later bet stadion met vijfmaal zooveel plaatsen te klein zou zijn voor denzelfden wedstrijd; onze korfballers huppelden in lange broeken rond, terwijl de tennissters in sleeprokken haar sport beoefenden; onze athleten bielden discussies of de gebogen start dan wel de start uit hurkhouding het beste was om de honderd meter binnen de twaalf seconden te loopen; onze automobilisten gingen naar de R.A.I. in wijlen het Paleis voor Volksvlijt om daar Fiat-, Minerva-, Humber- en Piccolo-auto's te zien van 'n type dat ons nu voorwereldlijk toeschijnt; onze zwemmers vereerden den Spaanschen slag en zoo waren er allerlei dingen, die men thans niet meer ziet, evengoed als er allerlei dingen ontbraken, waar men tegen-

C. J. GR00TH0FF REDACTEUR VOOR CRICKET EN VOETBAL, GEKIEKT TERWIJL HIJ ONLANGS NOG EENS DE FLUIT HANTEERDE.

woordig de sportwereld niet meer Zonder zou kunnen denken.

Er ontbrak bijvoorbeeld 'n geïllustreerd sportblad. Weliswaar kon men in 'n drietal organen op sportgebied artikelen en beschouwingen vinden over voetbal en cricket, maar aan foto's deden de sportbladen niet, evenmin als natuurlijk de dagbladpers, die pas na den oorlog over 'n fotopagina dacht.

Toen dan ook in het vooijaar van 1907 plannen werden geopperd voor de uitgifte van 'n geïllustreerd sporttijdschrift, beschouwden velen dat als iets supermoderns, dat bijna te vreemd was om er aan te gelooven.

Op den eersten Juni van het jaar 1907 verscheen „de Revue der Sporten" als Nederland's eerste

A. J. G. STRENGHOLT DE HUIDIGE LEIDER

geïllustreerde sporttijdschrift, weliswaar nog geen weekblad, maar 'n veertiendaagsch orgaan, dat den Zaterdag als verschijningsdag had. In onzen tijd zou men, nu de dagbladen en de Revue reeds 'sMaandags al het sportnieuws van den Zondag brengen, 'n orgaan, dat Zaterdags om de week verscheen, voor onbruikbaar houden, maar in den zomer van 1907 verbaasde de oprichting van 'n dusdanig tijdschrift de Ned. sportwereld in hooge mate. *

De oprichter, tevens hoofdredacteur, Leo Lauer leidde het eerste nummer bij zijn lezers in met 'n citaat uit Victor Hugo's „les Enfants":

„Lorsque l'enfant paralt, le eerde de familie applaudit a grands cn's...." en voegde daaraan de regels toe, die

WIJLEN LEO LAUER DE OPRICHTER VAN „DE REVUE"

men op de bladzijde hiernaast in precies denzelfden vorm vindt weergegeven.

Bij de medewerkers, wier portretten in het eerste nummer prijken, vinden we enkelen, die thans nog aan het hoofd van „de Revue" staan:

WAAR EEN SPORTBLAD GOED VOOR IS.

Zijt gegroet, o zilveren Jubilaris, want voor den jongen journalist is één artikel in een sportblad beter dan tien professoren in de Journalistiek op een katheder. BARBAROSSA.