revue
Willem Hultzer over de Roeisport
' 1 ' 1 ' i" i minimum iiiiiiiiiiiimNiiiiiiiuiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniMiiiiiiiiiiiiiiiiii»
De oude garde in de Ned. roeiwereld;
worat zeer zeKer op eervolle wijze gerepresenteerd door Willem Hultzer, die anderhalf jaar geleden zijn tachtigsten verjaardag vierde en nog steeds met volle belangstelling alle belangrijke roeiwedstrijden in ons land volgt. Op Hollandia heeft hij nog nimmer ontbroken en bij wedstrijden op het Amstelwater kan men hem per auto de ploegen zien volgen langs den oever, wat hem als eerelid van de Koninklijke, van Amstel, van den Amst. Roei Bond en van mogelijk nog andere organisaties op roeigebied is toegestaan, de strenge politiebepalingen inzake het meerijden langs den oever ten spijt.
Hultzer heeft de Ned. roeisport meegemaakt sinds de jaren omstreeks 1870,-toen hij zelf aan raceroeien deed; nu ziet hij misschien de kleinzoons roeien van degenen, met wie hij zelf op wedstrijden uitkwam, maar ziin belangstelling in de roeisport is in al die jaren niet in het minst verflauwd. Het roeien is een deel van zijn leven, evengoed als de Amstel zijn tweede home is geworden, nadat hij als jongeman eerst met wat vrienden 'n ploeg had gevormd, die op het IJ oefende Zonder bij een of andere vereeniging te zijn aangesloten.
„Waarom juist op het IJ?" vroegen we, de bezwaren van dit vaak onstuimige water voor 'n racegiek kennend.
„Omdat ik toen mijn kantoor aan het Damrak had" vertelde Hultzer, „Onze boot werd onder het kantoor opgeborgen en we waren zoodoende in 'n oogenblik tijds op het IJ. Onze roeitricots hingen te drogen op het kantoor, wat de anderen nu niet zoo bar prettig vonden. Later kreeg ik de beschikking over 'n schuitenhuis van Leembruggen bij de Hooge Sluis; zoodoende verhuisden we met ons ploegje naar het Amstelwater, dat ik sindsdien trouw ben gebleven. Toen op 'n gegeven moment de Amstel 'n ploeg noodig had om uit te komen tegen de Hoop, werden we met ons heele ploegje lid van Amstel en we kwamen al direct uit tegen de Hoop, die altijd onze felle concurrent is gebleven. Uit de ligging
der bootenhuizen van Amstel en de
«Hoop in eikaars nabijheid sproot P'misschien die onderlinge naijver voort;
tfiusse en ik zijn ook nooit vrienden geweest, totdat we het op 't laatst hebben afgedronken, maar juist zoo'n felle concurrentie tusschen twee buren als Amstel en de Hoop leidt tot 'n opvoeren der prestaties en tot 'n inspannen van alle krachten om zoo sterk mogelijk uit te komen."
Het valt te begrijpen dat iemand als Hultzer, die 'n menschenleeftijd lang de roeisport op het Amstelwater heeft meegemaakt, de verminking van de Amstelbaan door de Berlagebrug aanvoelt als iets ontzettends, vooral omdat de nieuwe roeibaan in het boschplan nog wel even op zich zal laten wachten.
„In Sloten is alles'sinds 1928 keurig ingericht," vertelde hij, „maar 't is er te ver weg. De echte roeiliefhebbers komen er wel, maar voor de populariteit van het roeien bij de massa gaat er niets boven de Amstel, waar duizenden niet-roeiers kennis maken met onze sport. En populair dat roeien er is! Ik weet nog best dat men een keer 'n lauwerkrans, die door het publiek met bijeengezamelde dubbeltjes gekocht was, liet zakken op de winnende Amstelploeg, toen die de Hooge Sluis passeerde, dat zijn dingen, die het meeleven van het publiek aan den wal demonstreeren. Niet alleen van roeien, maar ook van zeilen ben ik altijd 'n groote liefhebber geweest; met mijn eigen schuit heb ik overal gekruist op de binnenvaarten. Zeilen op de Kaag en op de Brassemermeer is iets waar feitelijk niets boven gaat. Op de Zuiderzee ben ik nog eens 'n keertje met mijn schuit omgeslagen, doordat mijn schipper 's winters, zonder dat ik het wist, de ballast uit de schuit verkocht had. Roeien is 'n sport, die ik steeds aan ieder heb aangeraden; ik heb er zelf niets dan goeds van ondervonden en mijn beide zoons heb ik ook laten roeien. Nu nog lees ik graag alles wat er over roeien gepubliceerd wordt; de voorbeschouwingen over Hollandia in uw blad bijvoorbeeld heb ik zeker twee
WILLEM HULTZER.
keer doorgelezen. Zelf schrijven doe ik niet graag; voor het secretarisbaantje, dat ik bij Amstel vervulde, voordat ik voorzitter werd, had ik al heel weinig animo en de twee jaarverslagen, die ik in dien tijd moest samenstellen, vond ik iets ontzettends. Maar spreken over de roeisport en in mijn herinneringen terugdenken aan al het genoegen, dat het roeien me bezorgd heeft, doe ik graag. Ik ben nu op 'n leeftijd, waarop men beter achterom kan kijken dan naar voren zien; het ontmoeten van oude roeivrienden, die soms tien of vijftien jaar in Indië gezeten hebben, is me 'n feest. Vergeet niet dat oudroeiers zich altijd roeier blijven voelen; menschen, die nu hooge posities hebben zooals Vissering en Deterding, hebben vroeger op den Amstel geroeid en dat zijn ze nog lang niet vergeten. Sportvriendschap is prettig op je ouden dag, de vaste roeiwedstrijden in den zomer en de enkele bijeenkomsten in de wintermaanden vormen feestdagen voor mij, dan sta ik weer volkomen midden in de roeiwereld, waaraan ik zooveel genoegen te danken heb gehad in al die jaren!"
M. J. ADRIANI ENGELS.