Internationale waardeering bij de ,,vierdaagsche" : de commandant der Franschen wenscht den Noorschen leider geluk met het uitstekende loopen van zijn landgenooten.

De „Vierdaagsche" te Nijmegen!

20 Juli 1931.

Nog even alles goed nazien of ge niets vergeten hebt en dan vol goeden moed naar 't station, vanwaar de trein U naar Nijmegen vervoert.

Reist ge niet in gezelschap van clubgenooten, dan vindt U een talrijk gezelschap op 't perron, dat zich met hetzelfde doel naar Nijmegen begeeft.

De reis zal U kort vallen, want ge hoort talrijke verhalen en anecdotes van hen, die reeds voor de derde, zesde of nog meer malen aan de marschen hebben deelgenomen. Het is de oude beproefde garde, waartoe U ook eens wilt behooren.

Dank zij Uw goede voorbereiding hoort ge alles belangstellend doch rustig aan met de wetenschap, dat ge Zeker van Uw succes zijt.

Dan rijdt de trein het station Nijmegen binnen en met de honderden deelnemers begeeft ge U naar de Kazerne der Koloniale Reserve, 't Is niet moeilijk den weg daarheen te vinden, ge volgt den stroom maar; wellicht treft ge juist het muziekkorps van de Koloniale Reserve aan het station, dan marcheert ge op de vroolijke marschmuziek naar de kazerne.

De stemming zit er al in en voor ge het weet marcheert ge het hek binnen en ge staat voor het bureau, waar ge U moet melden. Wanneer ge nu maar goed Uw oogen en ooren de kost geeft, is 't een kwestie van enkele minuten en U gevoelt zich als kind in huis.

Een witte band, waarop gedrukt een nummer — het z.g. „loopnummer" — is U uitgereikt, alsmede een parcoursschetsje voor den eersten dag en een parcoursbeschrijving. Tevens is U medegedeeld, waar U komt te liggen: het gebouw en het nummer van de kamer.

De gebouwen zijn aan de buitenzijde met groote in het oog vallende letters aangegeven en zoodra ge Uw gebouw zijt binnengetreden, leest ge de aanwijzingen naar uw kamer. Daar aangekomen zoekt ge even uw slaapplaats, welke met het zelfde nummer is aangegeven als uw „loopnummer" en ge zijt thuis.

Op de slaapkamer vindt ge duidelijk aangegeven, waar ge eet, waar ge kunt

baden en aan welk bureau ge U iederen morgen voor het vertrek moet aanmelden en bij terugkeer moet afmelden. Eetzalen, badinrichtingen, bureaux, etc. zijn met duidelijke letters aangegeven. Als ge goed uitkijkt, behoeft ge niets te vragen.

Bij het bureau van aan- en afmelden vindt ge een publicatiebord waar ge nadere bijzonderheden zult vinden, het juiste uur van afmarsch, gevonden voorwerpen en wat verder voor de deelnemers van belang kan zijn.

Inmiddels is het middag geworden en telkens, na aankomst van een trein uit de verschillende windhoeken van ons land, komen er golven deelnemers de binnenplaats opmarcheeren.

Trommen, hoorns, klaroenen, trompetten, pijpers, muziek, mondharmonica's, gezang, vlaggetjes, etc, dat alles begeleidt den deelnemers van het station naar de kazerne. Het wordt een algemeene begroeting en kennismaking, iedereen is vol goeden moed, de stemming is er, de Nijmeegsche sfeer, welke een jaar geslapen heeft, rekt haar ledematen uit en springt klaar wakker overeind; zij begroet U hartelijk, zij grijpt U vast en laat U gedurende de komende dagen niet meer los.

Het valt U op, dat er zooveel militairen aan de marschen deelnemen, althans U schat het aantal wel op de helft van alle deelnemers.

Men heeft den N.B.v.L.O. wel eens verweten, dat hij te veel „militair" zoude zijn. Het is echter eenvoudig een uitvloeisel van de omstandigheid, dat deelnemen door militairen onder veel gunstigere omstandigheden kan plaats vinden dan door burgers. Eerstgenoemden toch hebben geen moeilijkheden met het verkrijgen van verlof, zij hebben vrijNreizen naar Nijmegen en terug, terwijl door het Rijk een deel der kosten wordt vergoed.

Overigens zouden we willen zeggen: wat doet het er toe, uit een oogpunt van lichamelijke opvoeding, of de deelnemer burger of militair is; men vergete toch vooral niet, dat de burger van heden de militair van morgen, de

militair van heden de burger van morgen is. Onder voorwaarde, dat de grondslagen deugdelijk zijn, doet het er mets toe wie men lichamelijk opvoedt.

Wellicht zal men zich afvragen, waarom worden de vierdaagsche marschen steeds te Nijmegen gehouden ? Waarom niet eens in een andere plaats ? Uit een propagandistisch standpunt gezien zoude daarvoor zeer zeker veel te zeggen zijn en in den beginne werd daarnaar dan ook steeds gestreefd. Zoo werden de marschen in 1916 te Millingen gehouden, in 1917 in Nijmegen, in 1918 te 's-Hertogenbosch, in i9ig op de Vlasakkers bij Amersfoort, in 1920 in Nijmegen, in 1921 wederom op de Vlasakkers, in 1922 in Nijmegen, evenzoo in 1923, in 1924 te Breda,'doch daarna steeds te Nijmegen.

—o—

Met de steeds toenemende deelneming aan de marschen stijgt in gelijke mate de moeilijkheid, verbonden aan het vraagstuk van behoorlijke legering en verpleging der deelnemers. Dit is het kardinale punt, waarmede het succes der marschen staat of valt. Èn legering èn verpleging moeten „tiptop" zijn. Hierop moet de aandacht en zorg van de leiding, zooveel in haar vermogen is, in de eerste plaats zijn gericht. Na den vermoeienden marsch moet de deelnemer goed kunnen baden, rusten en een behoorlijke voeding genieten. Dat dit voor een groot aantal (1476 in 1930) geen kleinigheid is, behoef ik U niet te zeggen. De oplossing van dit zoo hoogst belangrijke vraagstuk is alleen te vinden te Nijmegen. Immers er is in geheel Nederland geen beschikbare ruimte te vinden zóó groot en geschikt als de kazerne der Koloniale Reserve. Mooie, ruime, frissche lokalen, goede wasch- en badgelegenheid, daaraangrenzende een ruim exercitieterrein, alwaar plaats is voor het onderbrengen van militairen in de zoo voor het doel geschikte baraktenten.

Voeg daarbij de enorme capaciteit der keukens, alwaar voor minstens 1500 man het voedsel op uitstekende wijze kan bereid worden, terwijl voldoende personeel voor behoorlijke distributie aanwezig is, en daarbij nog de groote welwillendheid van achtereenvolgende Ministers van Koloniën en Commandanten der Koloniale Reserve, waarover niets dan woorden van lof en waardeering te zeggen vallen, dan zal men moeten toegeven, dat er slechts één plaats in aanmerking kan komen: Nijmegen.

Daarbij komt nog, dat de omstreken van Nijmegen prachtig zijn, vol afwisseling. Men marcheert door rijke landen, gelegen tusschen Waal en Rijn, door het land van Maas en Waal, door het schoone landschap, genzende aan de Maas en zuidelijk daarvan tusschen Grave en Gennep, maar ook door de heuvelachtige, boschrijke streken in de omgeving van Berg en Dal, Groesbeek en Mook. De wegen zijn over het algemeen goed. Het verkeer op de wegen rustig, zoodat het verkeer geen hinder van de marschen en de marschen geen hinder van het verkeer ondervinden. Het gemeentebestuur is de marschen zeer genegen en de leiding zooveel mogelijk behulpzaam, de Nijmeegsche bevolking leeft met de marschen mede, evenals die der gemeenten, waardoor de af te leggen parcoursen zijn geleid. Dit doet den deelnemers goed. Neen, er is maar één Nijmegen! Daar hopen »wij U 20 Juli a.s. een „hartelijk welkom" te mogen toeroepen. Jhr. Mr. J. W. Sc.torer