ten dienste en het theoretisch examen met de prijsuitdeeling in de Bestuurskamer met haar indrukwekkende roei-sfeer droeg bepaald een plechtig karakter, dat op de candidaten niet naliet den indruk te maken van ernst, zooals wij dat wenschen bij hen, die ons diploma verwerven.
De examencommissie bestond dit jaar uit leden van ons Bestuur, aangevuld door Dr. Marrès, wien daarvoor onzen dank toekomt. Hadden we in 1928 5 candidaten, in 1929 16, dit jaar hadden wij er niet minder dan 31. De belangstelling stijgt dus verblijdend snel. Amsterdam leverde 17 candidaten (7 heeren, 10 dames), Haarlem 3 en Rotterdam 11 (6 en heeren en 5 dames). Afgewezen werden 3 dames en 2 heeren, dus gelukkig een laag aantal.
Ziedaar dus een der redenen, waarom ik over het roeileven in 1930 best tevreden kan zijn, de jeugd-roeibeweging en de daarmede samengaande opleiding van onderwijskrachten vertoonde een krachtigen bloei en stemt bijzonder hoopvol voor de toekomst.
En hiermede ben ik nu genaderd tot een andere tak van ons roei-leven, een niet minder hoopvol stemmende spruit:
HET DAMES-ROEIEN
Teneinde tijd te besparen zal ik nu niet op het meer ouderwetsche stijl-roeien, dat ik verleden jaar vergeleek met stijl-drijven, ingaan. Wij allen kennen dezen vorm van roei-bewegingen maken in een boot en weten dat het niet allerwege meer in den smaak viel, noch bij de roeisters zelve, noch bij de toeschouwers. Wij beleven thans in buitenen binnenland een verandering op dit gebied, die, al naar den persoonlijken aanleg van den beoordeelaar als revolutie, evolutie en zelfs als involutie beschouwd wordt. Hoe we daarover ook persoonlijk mogen oordeelen, we moeten weten dat dergelijke natuur-verschijnselen — want daartoe reken ik de nieuwe beweging — zich wel min of meer laten leiden maar niet tegen te houden zijn en dat het verreweg het beste is om, zoolang men de beweging nog min of meer in zijn macht heeft, haar in de richting te trachten te leiden, die ons in de gegeven omstandigheden het meest gewenscht lijkt. Wij verkeeren nog geheel in het beginstadium van deze nieuwe beweging en vooral met andere vrouwen-bewegingen hebben we duidelijk gezien hoe zij geheel anders verloopen dan de fanatieke oprichtsters haar dachten en haarwildenforceeren. Zoo zagen we uit de afstootelijke hobbezak-beweging een moderne, meer hygiënische kleeding onstaan, die ons weer aangenaam aandoet en zoo zagen we uit de fanatieke suffragettes, die spiegelruiten vernielden, tamme kiesrechtdames zich vormen.
We kunnen thans, nu we een jaar verder zijn, constateer en dat de proeven, die dit jaar genomen zijn, geen schrik en af keer verspreidden, onze aesthetische gevoelens niet onaangenaam aangedaan hebben en over het algemeen aan de nieuwe beweging een richting gegeven hebben, waarmede ook de roeisters zelve zich kunnen vereenigen. Men sprak van race-roeien en het is natuurlijk een kleine handigheid om aan dit woord allerlei beteekenissen te geven, die men bij gelegenheid er aan geven wil, maar zoo in het algemeen gesproken kan ik zeggen dat we wat wij dit jaar zagen geen „race-" roeien moeten noemen maar „snél"-roeien en dan weer met de beteekenis van: „sneller-roeien dan vroeger". Verder moeten wij voorloopig de beweging nationaal bekijken en nationaal trachten te leiden, want wat ons goed of aangenaam voorkomt, behoeft dat voor andere nationaliteiten absoluut niet te zijn. De stierengevechten in Spanje maakten op mij een afkeer-wekkenden indruk, maar als niet-Spanjaard moet men zich wachten daarom het Spaansche volk te kritiseeren. Om bij de aesthetica te blijven, toen Europeesche dames in ons gezelschap in Canada rookten, viel ons dat niet eens op, doch de Canadeezen waren erdoor gegeneerd. Toen ik een week geleden voor een vergadering naar Kopenhagen moest, was het eerste, waarnaar ik vroeg toen ik uit de vliegmachine stapte: Naar restaurant Wivel om de dames sigaren te zien rooken! Dit was het wat me steeds trof in Kopenhagen, een prachtstad met uiterst beschaafde bevolking. In een chique restaurant dames die sigaren rooken! Daar niets vreemds, voor ons iets buitengewoons. Vandaar dat ik zeg: beschouw het dames-sneller-roeien voorloopig maar nationaal, ons aesthetisch gevoelen daaromtrent spreekt anders dan dat van andere volkeren. Ik geef toe dat wij als mannen voorzichtig moeten zijn om de vrouw in haar sport-uitingen te gaan beoordeelen, maar aan den anderen kant mag Eva zich net zoo vreemd voordoen als zij kan, mag zij net doen wat zij wil zoodra
de Man haar niet aantrekkelijk meer vindt, verliest voor Eva het nieuwe de bekoring en dus is zij wel degelijk afhankelijk van het oordeel van den Man. Ik geef toe dat bij deze beoordeeling medische uitspraken er eigenlijk noch voor Eva, noch voor den Man veel toe doen, maar dat men als leider van een nieuwe beweging er wel degelijk rekening mee moet houden voor zooverre ze op
Het dames-sneller-roeien, zooals dr. te Hennepe het noemt : de dames van Willem III brengen haar boot uit bij Njord's wedstrijden in snelroeien voor dames op 21 Juni te Leiden.
wetenschap, dat wil zeggen aan ervaring getoetste theorie, berusten.
Het jaar 1930 dan bracht ons verschillende vormen van sneller roeien voor dames, de voorloopers van een nieuwe richting, het zoeken als het ware van een nieuwe richting langs allerlei proefpaden. Uit de in 1929 nog heerschende meer innerlijke onrust werden verschijnselen geboren, die naar buiten zichtbaar werden en die niet onaangenaam aandeden, die zelfs vele verschrikte gemoederen wisten te bedaren. De lezing van dhr. Bormann op 3 Maart trok mede aandacht, omdat hier iemand aan het woord was met ervaring van dames-roeien en toen Hollandia haar „proef" met snelroeien voor dames aankondigde, brak er direct een stroom van pro- en contra kritiek los, die ook reeds merkbaar was toen de Amsterdamsche RoeiBond in zijn jaarvergadering op 25 Febr. een afwijzend standpunt innam en het Ned. Roeibond Bestuur door een motie meende te moeten herinneren aan deze tak van sport, die echter reeds verleden jaar onze aandacht gehad had. Niettemin putte toch ons Bestuur uit deze motie het plan tot een voorloopig reglement.
De motie zelf luidde: „25 Febr. De algemeene vergadering Van den A.R.B. spreekt als haar meening uit dat het raceroeien door dames dient te worden afgekeurd. Zij acht een verandering in de waardeering van het damesstijlroeien noodzakelijk en noodigt het Bestuur van den N.R.B. uit zijn aandacht aan deze kwestie te wijden".
De A.R.B. drukte zonder twijfel in deze motie in enkele zinnen uit, wat het algemeen gevoelen in de Ned. roeiwereld genoemd mocht worden. Wat zal ik er verder van zeggen ? Ik geloof niet dat het gewenscht zou zijn hier in details te treden, hier in den chaos van pro- en contra-geschrijf, er dit jaar reeds gepubliceerd is. Laten we hier in het jaarverslag alleen maar de groote lijn vasthouden. Niet dat ik er niet wat van zou kunnen zeggen!
Het dames-sneller-roeien heeft dit jaar heel wat besprekingen in ons Bestuur veroorzaakt. De bestuursleden persoonlijk hebben zich veel moeite gegeven om de zaak van alle kanten te bestudeeren en aan het ontwerp ligt een langdurige bemoeienis van onze bestuursleden Mieremet, Schutte en Peereboom ten grondslag, benevens langdurig overleg in het Bestuur zelf.
Verder heb ik persoonlijk materiaal verzameld in Polen, Engeland en Duitschland omtrent elk onderdeel, dat ik hierover kan vinden en een onuitgewerkte schets daaromtrent alleen omvat reeds een tiental pagina's. Met een bespreking dus van dit onderwerp alleen zou ik gemakkelijk een avond kunnen vullen, doch zooals ik in mijn inleiding al gezegd heb, we moeten elk onderdeel van het roeileven zijn beurt geven doch er tevens op letten bij de bespreking niet een onevenwichtige verdeeling te krijgen. Een bijzonder interessante medische studie hieromtrent staat ons in 1931 te wachten. De vrouwelijke arts dr. Edith von Lölhöffel, die in het „Monatsschrift Deutscher Arztinnen" interessante artikelen schreef over het wedstrijdwezen voor vrouwen, heeft een publicatie aangekondigd van het door haar verzamelde materiaal. Dit omvat „de invloed van wedstrijdroeien en stijlroeien op het lichaam der vrouw." Daarbij zullen ook besproken worden de verschillen bereikt door orthodoxe stijl en Fairbairnstijl en meer bijzonderheden. Overigens kan men ook in het tijdschrift „Sportmedizin" al heel wat over dit onderwerp vinden en ook verzamelde dhr. Bormann bij zijn vrouwelijke studenten dit jaar eenige interessante gegevens, welke hij mij ter inzage zond.
Wordt vervolgd.