EENIGE R.A.I.-NOTITIES

Na tien dagen automobieltmtoonsteUing in het elanzende paleis van Leonard Lang S^—^Sl z°o^y_an jie eens^ zoo zondige Pijp.

Kent u de Ferdinand Bolstraat? Zij is zichzelve niet meer. Waar is de tijd gebleven, toen daar Jeantje en Mimi, dikke Greet en rooie Saar huisden op keurige étagewoningen met een inboedeltje op afbetaling? En als we dan uit de oude stad kwamen gereden inj oligen stoet van opgetogen jeugd, jongens,frisch en vroolijk, dartel in 't leven, te weelderig wellicht naar het oordeel van de ernstige papa's uit dien tijd, van de teedere moeders, die vooral deftig waren — want dat was alles! — ja, als we dan daar kwamen vonden we er een gul onthaal, zoodat souper en ontbijt aan elkaar gegeten en vooral gedronken werden. En dat alles zonder grammofoon en radio, maar met onzen eigen humor en met onzen eigen geest en met de gulle hartelijkheid van de ladies, die onze gastvrouwen waren.

Nu is dat allemaal afgeloopen. Nu wonen er kantoorbedienden en onderwijzers, die de Tribune of Het Volk lezen en die 's Zondags Daventry opZetten en dan in het proper gestreken overhemd zitten te kijken naar de wandelaars, als er tenminste geen politieke vergadering is of optocht van de A.J.C.

Daar ligt nu de R.A.I. in een semipermanent gebouw, dat er ons aan herinnert, dat alle tijdelijkheid zich tot eeuwigheid verkeert. Daar woont de R.A. I. voorzitter J. Leonard Lang tien dagen in een jaar, als hij zijn glanzend paleis betrekt.

Een automobieltentoonstelling is geen lolletje. Ik zeg dit zoo maar om het duidelijk te maken tegenover een sportpubliek. Een automobieltentoonstelling is ernst en daarom is het goed gezien van het bestuur van de R.A.I. om de soberheid te betrachten, welke sobe heid de zakelijkheid ten goede komt. Geen muziek. Vroeger hadden we dat wel; dan zorgden de bespelers van een schorre klarinet, een ietwat valsche hobo en een dwarsfluit met een prop er in voor het Wilhelmus bij de opening en dan waren er lustige strijkers, die in het restaurant niet al te versleten tango's uit wonderlijk houten apparaten wisten te tooveren. Maar dat is uit.

Muziek stoort bij het zaken doen. Stel je voor, je neemt als verkooper je aanloopje, je gaat je prijs noemen en net haal je adem om het groote woord, waar je kooper naar smacht, niet al te luid over je lippen te laten glijden of daar geeft de meneer, die de groote trom bedient, een krachtige klap op z'n instrument en.... weg is je moment suprème, weg je tactisch gekozen overleg, weg-geroffeld, weg-getrommeld!

Geen muziek dus. En ook niet in het restaurant, want als je den adspirantkooper erheen hebt gelokt en je zet

hem onder de sherry, dan zou het kunnen gebeuren dat het strijkje net de wel wat antieke, maar toch in dezen tijd weer zoo actueele melodie inzette: „Geen geld meer in je zak „Geen knoop meer aan je broek „En 't zal zoolang wel niet meer duren."

't Zal je gebeuren. Berg je contract dan maar weer op, veilig in je binnenzak.

Automobieltentoonstellingen in andere landen, minder kuisch dan het onze, zijn plaatsen waar de beau-monde en de demi-monde elkaar ontmoeten. O foei, stel u voor, in het reine Amsterdam, waar zelfs de Pijp gesaneerd is, waar het Thorbeckeplein sterft in eigen braafheid en waar alleen de Kleine Club nog iets bewaard heeft van de oude glorie van een vorig geslacht, dat de kunst van feesten verstond.

Op deze R.A.I. loopt een enkel

actricetje schuchter rond en wat er

verder passeert in bontjassen gehuld

is zoo puriteinsch en van ondeugende

smetten vrij als het heele R.A.I.-bestuur.

* * *

Voor dat bestuur chapeau bas! Collega Kouwenaar heeft het aan de journalisten-lunch zoo kernachtig, zoo voornaam, zoo waar, zoo geheel in N.R.C.schen stijl gezegd: Dit bestuur gepersonifieerd in den voorzitter is de prachtigste staal van den Nederlandschen koopman; onkreukbaar en betrouwbaar, voorzichtig en intelligent, energiek en sober. Maar die soberheid ging toch niet zoo ver of aan gezegd noenmaal stroomde de pagne en de roode baai in de grage kelen der dagbladschrijvers en daar deelde Henri van Wermeskerken met kwistige hand Auto-revue-klokken uit, met de toezegging dat hij in de

eerstvolgende nummers van zijn blad nog zooveel belangrijke foto's zal geven, die weliswaar met automobilisme niets te maken hebben, maar die toch gewaardeerd zullen worden bij eiken goeden vaderlander, die op zijn tijd hypocriet weet te zijn.

Job Sand was prachtig en Strengholt was prachtig en we waren allemaal genoegelijk en collegiaal onder elkaar; Geudeker klonk met de N.R.C. en de N.R.C. met andere intellectueele organen en zoo bleven we bij elkaar, alsof er geen automobielen, laat staan automobieltentoonstellingen waren, die onze aandacht opeischten.

Vrijdag is 't geopend en toen stroomden de duizenden naar binnen. Nijland heeft ze geteld. Nijland hoort bij deze tentoonstelling zooals Moos vroeger bij de Vic hoorde. Hij is de behulpzame man voor elk journalist. Hij kent iedereen en iedereen kent hem. En hij ontlast het bestuur van al dat gezeur en gevraag van al die lastige krantenkerels, die altijd inlichtingen moeten hebben en vrijkaarten en redevoeringen, die nog gehouden moeten worden, enz. Dat alles regelt Nijland met de bonhommie, de gestrengheid, de distinctie, die nu al 103 jaren lang het groote blad aan de Pijpenmarkt gekenmerkt hebben, welk orgaan hij jaar op jaar vertegenwoordigt met een extra-nummer dat er zijn mag en met het gewicht van zijn eigen persoon.

Of er nog lezers zijn van De Revue die de R.A.I. niet bezocht hebben, weet ik niet. Mocht dat zoo zijn, laten ze zich dan schamen. Ze hebben wat gemist in het glanzende paleis van Leonard Lang aan den zoom van de eens zoo zondige Pijp. H. A. Meerum Terwogt.

Francis Hunter (links) heeft het voorbeeld van zijn partner Tilden (rechts) met wien hij in 1927 o.a. het heeren dubbelspel te Wimbledon won, gevolgd en eveneens het amateurisme laten varen : als beroepstennissers zullen deze twee Amerikanen, die men in ons land zoo goed kent (beide zijn ze int. kampioenen van Nederland geweest!) reeds deze maand in Madison Square te New York tegen elkaar uitkomen.