WE KENNEN }T NOG WELi
Een lichtwedstrijd, die werkelijk wat licht bracht in ons voetbalduister.
„We kennen het nog wel!" riep de enthousiaste meneer in vak C. van V.U.C.'s overdekte tribune, toen de Zwaluwen Dinsdagavond j.1. met 'n derde doelpunt den wedstrijd tegen de Oostenrijksche amateurkampioenen vrijwel definitief beslisten. Inderdaad, de 10.000 toeschouwers, die dezen „lichtwedstrijd" tegen de Grazer A.K. bijwoonden, kregen bij die avondvoorstelling in V.U.C.'s openluchttheater den indruk, dat de Nederlandsche voetballers nog niet zoo beroerd spelen als men overal wel hoort en leest. Ze zagen van Hollandsen zijde 'n enthousiast en vlot combinatiespel, waarbij de spelers heel wat bewegelijker en.... intelligenter speelden dan we in onze competitiewedstrijden gewoon zijn en ze zagen dat de tegenpartij, die toch als amateurkampioensclub van Oostenrijk tot de goede Europeesche amateurklasse gerekend mag worden, niet bestand was tegen dat pittige Hollandsche spelletje.
Het werd i—o, 2—o, 3—o voor onze landgenooten, het heele V.U.C.terrein was één juichende menschenmassa, de Oostenrijkers scoorden hun welverdiende tegengoal en kregen 'n hartelijk applausje van het publiek benevens 'n handdruk van keeper v. d. Meulen, maar de Ned. overwinning kwam geen oogenblik in gevaar en nog voor het eindsignaal moest de puike Grazer doelman ten vierde male visschen.
Een 4—1 overwinning op buitenlandsche tegenstanders, dat zijn we in lang niet gewend, geen wonder dat de toeschouwers in opperbeste stemming na de uitgangen stroomden om op den langen en schaars verlichten weg naaide stad nog eens tevreden te gaan naboomen over dezen fraaien avondWedstrijd, die werkelijk wat licht bracht in ons voetbalduister.
De meneer op de tribune, die met Zijn „we kennen het nog wel!" onder woorden bracht wat heel wat van de toeschouwers dachten, moet niet vergeten, dat deze Oostenrijksche amateurs, die twee dagen tevoren in Roermond gelijk gespeeld hadden tegen het Zuidelijk elftal, niet te vergelijken waren met Engelsche profs — behalve in hun proftrucjes op het gebied van haken, vasthouden en natrappen! — en dat hun handig combinatiespel te kort gehouden werd en te weinig schot bezat om het 'n keeper als v. d. Meulen lastig te maken. Pas tegen het eind, toen captain Gaber van plaats verwisselde met Heubrandner, werd het shortpassing wat afgewisseld, voor het overige was het 'n ploeg, die net als b.v. Ajax en H.B.S. in verschillende van haar wedstrijden „aardig" kon combineeren,
maar in finishing touch te kort schoot.
Het spel van deze Grazer Athletiek Klub vestigde lang niet den indruk, dat ze in 1930 verschillende malen de
LUIT. KOL. J. H. VAN REEDE, de nieuwe voorzitter van de Kon. Ned. Jacht Vereeniging, behoort tot de oprichters van deze thans bijna twaalf jaar oude vereeniging. Als directeur van de Amersfoortsche rijschool staat hij sinds 1926 voortdurend dn nauw contact met de K.N.J.V. en men mag verwachten, dat de vereeniging onder dezen nieuwen praeses, die aan de Olymp. Spelen 1924 en 1928 deelnam, 'n even groote periode van bloei zal doormaken als tot dusverre onder kolonel Rengers. (Foto Jacht- en Kennelnieuws).
Weensche profs geslagen had. De overwinningen op Vienna (4—0), W.A.C. (3-0), T.A.C. (6-2) en Hertha (3—o) hadden meer doen verwachten ! Dat deze Oostenrijksche clubs, waarvan eenige spelers meer dan tienmaal in het vertegenwoordigend Oostenrijksch amateur-elftal gekozen waren, niet bang zijn voor verre reizen mag blijken uit het feit, dat ze in 1930 'n tournee naar Egypte maakten, waar ze in veertien dagen vijf wedstrijden speelden en alle vijf wonnen. Technisch waren de spelers goed onderlegd, hun kopwerk was beter dan dat van de Hollanders, ze gaven blijk elkaar's spel te begrijpen, maar iets buitengewoons gaven de Oostenrijksche amateurkampioenen niet te zien. Vermoedelijk was het gladde grasveld 'n handicap voor de Oostenrijkers, die aan keiharde velden, grootendeels grasloos en daardoor 'n veel levendiger bal gewend zijn, 'n handicap voor de gasten, die stuk voor stuk zwaarder waren dan de Zwaluwen en zich ook daardoor op dit zwaar te bespelen veld niet zoo handig bewogen als de witgehemde Hollanders.
Het waren eigenlijk maar heel tengere Zwaluwtjes, die op het V.U.C.-terrein waren neergestreken. Alleen de V.O.C.back Bakker was 'n stevig voetballer en Tap begint zoo langzamerhand ook al 'n zekeren omvang te krijgen, maar de overige halfbacks en voorhoedespelers waren lichtgewichten, die als echte Zwaluwen rakelings over den grond scheerden, terwijl hun zwaardere tegenstanders het met de kleefkracht van den grond te kwaad hadden.
Het Zwaluwenelftal was, door verhindering van enkele spelers, nogal veranderd; het niet-meespelen van Adam (de groote attractie, waarmee druk reclame gemaakt was) kwam als 'n teleurstelling, maar daar stond tegenover dat de beide broers Paauwe, die aanvankelijk niet opgesteld waren, voor vele toeschouwers 'n ware openbaring bleken. We hebben deze beide Feyenoordsche broertjes reeds verschillende malen in clubverband aan het werk gezien, maar zóó goed als in dezen wedstrijd voor de pauze zagen we hen tot dusverre toch niet. Keer op keer liepen de Oostenrijksche aanvallen dood op dit bijna onpasseerbare tweetal, dat dan tezamen handig den bal opdreef en steeds goed plaatst.
Het leek wel of ze onvermoeibaar waren, overal doken ze op en de spil Paauwe jr. verzette voor rust 'n massa werk, dat haast ongelooflijk leek. Geen tegenstander kreeg vat op hem; het denkbeeld dat ze te tenger zouden zijn voor internationaal voetbal weerlegden