revue

Tinus Bos over zijn Scheidsrechtersloopbaan

„Dus om vier uur vanmiddag in de Bodega bij de Munt?" „Accoord."

Zoo was de telefonische afspraak.

En prompt vier uur zat scheidsrechter Bos, de nestor van het Westelijk scheidsrechterscorps, in de Bodega Oporto aan het rechtereinde van de Kalverstraat bij de Munt, terwijl ondergeteekende in de Sandeman Bodega aan het linkereinde van dezelfde straat, recht daartegenover, zat te wachten.

't Kan soms lastig zijn, als er twee van die gelijknamige borrelinrichtingen vlak tegenover elkaar bestaan. Waarschijnlijk hebben we elkaar wederzijds binnensmonds zitten uitvloeken....

Enfin, 'n uurtje na die eerste mislukte afspraak kregen we elkaar weer te pakken en toen zijn we scheidsrechter Tinus Bos — die voornaam wordt er altijd bijgesleept om verwarring met alle andere Bossen en Bosschen uit de sportwereld te voorkomen — eens gaan uithooren over zijn voetballoopbaan, 'n Maand geleden is hij vijftig jaar geworden, wat men hem overigens niet zou aanzien, en naar alle waarschijnlijkheid is hij thans, na Bestevaer Tromp, de oudste uit het K.N.V.B.scheidsrechterscorps, terwijl hij nog Zondag aan Zondag fungeert; zijn record op dat gebied is 'n seizoen van 34 wedstrijden!

Tinus Bos is oud-eerste-klasse-speler en een der betrekkelijk weinige scheidsrechters, die begonnen zijn te fluiten, toen hun loopbaan als actief voetballer was geëindigd. Van 1895 tot 1998 speelde hij voor H.F.C., dat hij meehielp promoveeren naar de eerste klasse, daarna ging hij over naar de andere groote club in de plaars van zijn inwoning: de roodbroeken club Haarlem, waarin hij volle tien jaar speelde tezamen met den huidigen Stadiondirecteur Jan v. d. Berg, de stuwkracht van roodblauw.

„Waarom ik van H.F.C. overging naar Haarlem?" herhaalde hij, „eigenlijk, omdat er in H.F.C. te veel vreemdelingen kwamen. Menten en van Waveren namen maar telkens kennissen van hen uit andere plaatsen mee, die werden bij ons in het eerste elftal gezet, al waren ze dikwijls niet eens beter dan de

AUTOGARAGE „OAKLAND'N.V.

BARTH. RULOFFSTRAAT 7-9-11

Telefoon 22777 DAG EN NACHT GEOPEND.

Rijdt uitsluitend mei luxe 8 cyl. Oaklands bijgenaamd de kleine „Cadillac" 15 ct. per K.M.

eigenlijke H.F.C.'ers. Ik ergerde me over dat binnensleepen van die vreemdelingen en in den zomer van 1898 zei ik tegen mijn captain, dat ik weg zou gaan zoodra hij weer met nieuwe import kwam. 't Hielp niets, bij onzen eersten competitiewedstrijd in het nieuwe seizoen verscheen er weer 'n nieuweling en na afloop van den wedstrijd deed ik, zooals ik gezegd had: ik bedankte als lid. De N.V.B. had nog niet van die scherpe overschrijvingsbepalingen als thans, maar dat nam niet weg, dat ik, omdat ik één wedstrijd gespeeld had, verder het heele seizoen kon toekijken, zoodat in de practijk de bepalingen thans heusch niet scherper zijn dan toen."

Scheidsrechter Tinus Bos.

„En toen begon u, bij gebrek aan beter, te scheidsrechteren?"

„Inderdaad, ik voelde er niets voor om 'n jaar toe te kijken, ik gaf me als scheidsrechter op bij den N.V.B. eh ik kreeg meteen al den competitiewedstrijd Haarlem—R.A.P. Men had er blijkbaar dus geen bezwaar tegen dat ik bij mijn nieuwe club als scheidsrechter fungeerde, in dat opzicht was men wel veel gemoedelijker! Ik floot één seizoen, toen werd ik weer actief voetballer en tot 1908 ben ik blijven spelen voor Haarlem, dat o.a. in 1901 den beker won. Voor scheidsrechteren voelde ik niets, al drong het N.V.B.-hestuurslid Buskop er bij me op aan, dat ik me zou opgeven. Ik woonde toen in den Haag vlak bij de terreinen van H.B.S. en Quick; daar te gaan kijken leek me prettiger dan het fluiten van derde klassewedstrijden 'n heel eind van huis af! Maar Buskop drong aan: „we hebben oud-spelers noodig" Zei hij en tenslotte spraken we af dat ik eens „op proef" in de tweede klasse Zou fungeeren om te zien of ik beviel en of het mij beviel. V.U.C.—Blauw Wit was mijn proefwedstrijd, de heele commissie zat te kijken en was blijkbaar tevreden, ik vond het ook niet ongezellig en de week erna kreeg ik al 'n eerste klassewedstrijd: Quick—Sparta. Dat ging nogal gauw in dien tijd!"

„Als oud-speler had u natuurlijk wel verschillende voordeden boven 'n jong onervaren scheidsrechter" merkten we op.

„Ja, ik heb nooit zoo vreemd tegenover de spelers gestaan als 'n ander debuteerend scheidsrechter, want heel wat kende ik als vroegere tegenstanders. In de stad Haarlem hadden publiek en spelers vanzelf al eenig respect voor mij, omdat ze me als oud-Haarlemmer kenden en ik heb het er overal afgebracht zonder herrie te krijgen, wat tegenwoordig niet zoo gemakkelijk meer is. De meeste menschen vergeten dat 'n scheidsrechter nooit 'n fout kan herstellen; 'n speler, die 'n kans mist, kan 't even later beter doen en den bal erin trappen, dan is alles weer in orde, maar als 'n scheidsrechter 'n offsidegoal toekent, heeft hij het misdaan, dan wordt hij soms voor alles uitgemaakt en den volgenden dag leest hij in alle kranten, dat de goal aan 'n blunder van den scheidsrechter te danken was. Zoo liep ik eens in 'n wedstrijd van A.D.O., waarin Tap 'n hopeloos-slechten dag had, in halftime tezamen met hem naar de kleedkamer, waarbij Tap opmerkte, dat die of die beslissing van mij fout geweest was. ,,'t Kan best zijn," zei ik toen, „maar ik heb jou wel tien fouten in vijf minuten zien maken." Daar had hij niet van terug."

„Wat vindt u van de wijze, waarop 'n scheidsrechter zich moet laten gelden?"

„Ik ben er 'n voorstander van dat 'n scheidsrechter geen drukte moet maken; met kalm optreden komt men het verst. Wat heeft men eraan om 'n speler in het openbaar 'n standje te gaan maken ten aanschouwe van 'n paar duizend toeschouwers? Zooiets vindt 'n voetballer verschrikkelijk en dat kan ik me best begrijpen, want het zijn toch geen kwajongens. Met 'n rustige vermaning in stilte, als het spel weer aan den gang is, bereikt men veel meer. Ik heb er altijd veel nut bij gevonden om zoo kalmpjes naast 'n speler te loopen en hem, ongemerkt door de anderen, te waarschuwen, als hij 'n zware overtreding begaan heeft. Met rustig optreden komt men het verste. Ik heb heel wat plaatselijke wedstrijden geleid (verschillende malen Be Quick—Velocitas, B.V.V.—Wilhelmina en P.S.V.— Eindhoven), die men zoo lastig vond dat er 'n scheidsrechter uit het Westen gevraagd werd, maar last heb ik nooit gehad. Wèl is er veel van de gemoedelijkheid in het veld verdwenen, wat ik deels wijt aan den scherperen strijd om het bestaan — de overgangscompetitie heeft in het Westen heel wat op haar geweten! — en deels aan het feit, dat er minder ontwikkelde menschen in onze voetbalwereld komen. Het zijn echter niet alleen de eerste klasse-wedstrijden, die goede scheidsrechters eischen; halverwege het seizoen zijn er diverse wedstrijden in de tweede klasse veel belangrijker; omdat daar promotie en degradatie van kan afhangen, terwijl er in de eerste klasse niet veel meer op spel staat voor de clubs, die niet bovenaan en niet onderaan staan. Sommige scheidsrechters vinden 'n tweede klassewedstrijd beneden hun waardigheid, maar dat is toch onzin, want van de wedstrijden, die West Frisia, Hercules, Haarlem, R.F.C. (om me maar tot het Westen te beperken) spelen,hangt heel wat meer af dan van b.v. D.F.C.— H.D.V.S.!"