SPORT-MUZZOLINI IN DE PRACTIJK!

Naar aanleiding van de N~.~W.TJ.-vergadering

In deze kolommen heb ik reeds meermalen erop gewezen, dat een Muzzolini op sportgebied in ons land goed werk zou kunnen doen. In allerlei sportbonden staan vaak verschillende belangen scherp tegenover elkaar, waarvan het noodlottig gevolg is, dat de belangen van de sport zelf, die men toch in de eerste plaats te behartigen heeft, op den achtergrond geraken.

Als journalist komt men op heel wat algemeene vergaderingen van sportbonden, waarbij men telkens weer opnieuw getroffen wordt door het feit, dat in de eerste plaats een groot gedeelte van den tijd in beslag wordt genomen door redenaars, die gaarne zichzelf hooren spreken en die het zich daarom ten taak stellen lange redevoeringen af te steken, waarvan de inhoud gewoonlijk omgekeerd evenredig is met de lengte, daar ze ook wat willen zeggen als ze niets te zeggen hebben! In de meeste gevallen zouden ze beter gedaan hebben heleemaal niets gezegd te hebben en vaak zouden ze hetzelfde gezegd kunnen hebben in enkele volzinnen.

Dit is echter nog niet het noodlottigst verschijnsel in onze sportwereld. Veel erger wordt het als er groepen in zoo'n bond zijn, die het eigenbelang vèr boven het algemeen sportbelang stellen, waardoor ze óf het gezag van den leidenden bond ondermijnen en de kracht van den bond verbrokkelen — zooals b.v, de Haarlemsche heeren dat doen ten opzichte van den Nederlandschen Zwembond — óf het nemen van nuttige maatregelen, waarmede de sport gediend zou Zijn, beletten. Dat is b.v. in den K.N. V.B. het geval; in de bijeenkomst met de pers verklaarde b.v. dhr. Hirschman onomwonden, dat men met de huidige regeling van het stemrecht nooit Zou kunnen komen tot een hoofdklasse.

Dat zijn toestanden, die langs den normalen weg niet verbeterd kunnen worden, hoe gaarne de leiders van die bonden en de menschen, die het goed met de sport meenen, het ook zouden wenschen.

Een Muzzolini, die den knoop doorhakte en wiens wil wet is, zou de eenige oplossing zijn.

In den Schaatsenrijdersbond hebben we reeds zoo iets, doch het ware is het nog niet. Immers dhr. van Laer, die hier de touwtjes in handen heeft, steunt daarbij voor een groot deel op het vertrouwen der groote, oude clubs, die zoodra het op stemmen aan komt, in de meerderheid zijn. Er is echter in dezen Bond nog steeds een minderheid, die zich roert en die mogelijk in den loop der jaren krachtig genoeg wordt om invloed uit te oefenen.

—o—

Het prachtigste voorbeeld van het systeem-Muzzolini heeft echter de Nederlandsche Wielren Unie gegeven.

Men kent de geschiedenis van deze Unie. Er was een tijd, dat de vergade¬

ringen van onze wielrenners ware veldslagen geleken. Er werd niet alleen met woorden, doch soms ook met vuisten gedebatteerd. Ik herinner me nog zeer goed een vergadering van den N.W.B., waarin het zóó rumoerig werd, dat ik m'n paperassen bij elkaar moest halen om een veiliger plaats op te zoeken, daar Zelfs de pers in het handgemeen betrokken dreigde te worden.

Op het allerkritiekste moment van dien bond waren de leiders zoo onvoorzichtig om te vergeten verlenging van de Koninklijke goedkeuring te vragen, waarvan enkele heeren een handig ge-

Jhr. J. L. v. d. BERCH van HEEMSTEDE, voorzitter N.W.U.

bruik gemaakt hebben. Op een goeden morgen brachten de ochtendbladen het bericht, dat op de vergadering van de U.C.I. te Parijs medegedeeld was, dat de N.W.B. ter ziele was en dat de N.W.U. thans het leidend lichaam voor Nederland geworden was, welk lichaam onmiddellijk door de U.C.I. werd erkend. Onze wielrenners wreven zich de oogen uit! Spoedig kwam echter de officiëele bevestiging van het bericht.

De mannen, die de N.W.U. hebben opgericht, hebben de zaak met een merkwaardige handigheid aangepakt. Ze hebben onder elkaar statuten en reglementen gemaakt, die zóó in elkaar zitten, dat het bestuur alles en de actieve wielersportbeoefenaars niets te zeggen hebben. En toch hadden de renners de N.W.U. noodig, want zonder die N.W.U. zouden ze nooit aan internationale wedstrijden kunnen deelnemen. Noodgedwongen werd de autoriteit van de N.W.U. dan ook erkend, doch eerst later kwam men tot de ontdekking, dat men als het ware met handen en voeten gebonden was overgeleverd aan het groepje heeren, dat de staatsgreep had voorbereid en uitgevoerd.

Nu laat ik geheel buiten beschouwing of de nieuwe leiding goed of minder goed voor de wielersport in ons land is.

Ik constateer slechts, dat er thans rust in de wieler-organisatie heerscht en dat de beoefening van de wielrensport in ons land blijkbaar regelmatig toeneemt en op een beter peil komt.

Of er minder goede toestanden zijn ontstaan door machtsmisbruik van de tegenwoordige leiders, weet ik niet. Het officieel orgaan van de N.W.U. maakt daarvan — indien die minder goede toestanden soms mochten bestaan—geen melding. Ik stel dan ook slechts vast, dat de tegenwoordige leiders rustig hun plannen tot verbetering van de wielersport in ons land kunnen uitvoeren, zonder dat hun streven door een oppositie tegengewerkt kan worden.

Ik heb eenigen tijd geleden een vergadering van de N.W.U. te Utrecht meegemaakt, waarbij van de zijde der wielrenners groote belangstelling werd getoond. Toen er echter voorstellen door de aanwezigen werden gedaan, maakte de voorzitter daaraan onmiddellijk een eind door te verwijzen naar het reglement. Zelfs toen de bestuursverkiezing aan de orde kwam, bleek dat geen der heeren uit de vergadering daarin een woord had te zeggen, daar candidaten geruimen tijd van te voren ingediend hadden moeten worden. Het bestuur alleen had het recht staande de vergadering voorstellen te doen! Een der afgevaardigden op de vergadering riep tenslotte in wanhoop uit: „Maar mijnheer de Voorzitter, hebben wij dan hier heelemaal niets te zeggen ?", waarop de voorzitter met een kort: „Inderdaad!" antwoordde.

Het bleek al spoedig, dat de algemeene vergaderingen slechts gehouden werden, omdat de statuten zulks eischen, doch dat het bestuur alleen de macht had.

Waren vroeger de zalen te klein om de belangstellenden te bevatten, thans kan men ze niet klein genoeg nemen. Verleden jaar waren er op de vierde algemeene vergadering van de N.W.U. twaalf afgevaardigden, dit jaar waren er aanvankelijk slechts twee, later kwam er nog één bij, doch ik geloof, dat slechts twee heeren stemrecht hadden. De pers was verre in de meerderheid!

Het geheel was dan ook een eenigszins zonderlinge vertooning, blijkbaar alleen gehouden voor de pers. De voorzitter hield voor de drie afgevaardigden een lange openingsrede, hij zette op verdienstelijke wijze het belang van de verschillende reglementen en wijzigingen uiteen, doch hij had zich die moeite kunnen sparen, daar bij voorbaat vast stond, dat alles, wat het bestuur voorstelde, ook aangenomen zou worden. 4

Slechts een enkele maal maakte een der afgevaardigden een opmerking, waarop de voorzitter geen antwoord had kunnen geven, daar hij dan z'n even te voren verkondigde theorieën ondersteboven had moeten gooien!

Toen onttrok hij zich echter aan de beantwoording van die opmerking, door te zeggen, dat de debatten over dat punt waren gesloten.

Werkelijk, het zou niet kwaad zijn, indien eenige van de bestaande sportbonden ook eens vergaten verlenging van de Koninklijke goedkeuring aan te vragen. Ik denk b.v. aan onze turners!

C. J. Groothoff.

ZWEEDSCHE GYMNASTIEK- EN SCHERMSCHOOL

„SURAE"

Wiltielminapark 112, BREDA Oir. A. C. KUIT