NURMI-RITOLA \

DE BLAUWEm 1

iiiii miiniiiiiiiiii TOCHT \

door A. DEN DOOLAARD |

De beroemste beenen van de wereld....? De beenen van Anna Pawlowa, de beenen van Charlie Chaplin, de beenen van Nurmi!

Let wel: dit is geen concours of enquête over de mooiste of invloedrijkste beenen, dat ik namens „De Revue der Sporten" a la minute uitschrijf en wegens tijdgebrek meteen en onherroepelijk beantwoord; want in dezen tijd, nu het overal davert van de Olympische gedachte, wenschen wij geen oorlogen te ontketenen, staatkundige botsingen te organiseeren of op te hitsen tot bliksemsnelle Mexicaansche messentrekkerij; en daarom vroeg ik doodeenvoudig naar de beroemdste beenen ter wereld, wier vermaardheid echter uit machtig verschillende oorzaken voortkomt

Maar vroeg ik naar de beroemdste beenen van het oogenblik, dan zou Nurmi zich met een slag in de finale plaatsen en de eindspurt onbedreigd winnen, juist zooals hij Zondag de tienduizend meter won. De tienduizend Grieken van Xenophon zijn legendarisch, maar de tienduizend meter van Nurmi zijn het nu nog veel meer. Iedereen kende zijn naam, bijna niemand echter zijn loop; zijn beenen waren 'n fabel, maar nu kwam hij zelf in al zijn felheid. Nadat de kwartfinalisten 100 meter langs de baan waren gebliksemd, kwam het groote oogenblik van den dag, waarop de duizenden ongeduldig wachtten, het oogenblik, waarin de legende: Nurmi loopt! loopt! vervolgens een strakke lijn met veel stippeltjes. Een hap ruimte; een heeleboel niets. En dan: Wide loopt, Joe Eay loopt, Lindgren en Ritola loopen de tienduizend meter, menschen van de heele wereld loopen, maar alles staart strak naar Nurmi.

Hij heeft in 't geheel niet de allures van een loopwonder. Geen Grieksche halfgod, geen wapperende haren, vlammende oogen en bliksemende gebaren. Hij is stil, een weinig norsch, niet zeer groot, tamelijk kaalhoofdig, en neemt niet eens van de kop af de leiding. Toen hij met het kleine blauwe leger zijner landgenooten naar de start kwam draven, was hij enkel een Fin onder Finnen, een looper van. de

bend, een dreigement, dat men voor oogen zag, maar nog slechts half geloofde.

De eerste ronde was een mengelmoes van kleuren. Plotseling verscheen het blauw op een achtergrond van wit, bruin en rood.

En op eens renden Ritola, Nurmi en de Zweed Wide vooraan, drie loopduivels, los van de rest, een pijlsnelle patrouille die de ruimte vrat, 't was geen voortstuiven, geen bliksemen, geen galop van lichamen: het was een mechanische storm, die zich stil voortbewoog, maar toch door hun loop het stadion deed denken. Alles juichte, schreeuwde en stampte bij hun stille rondgang'. Allen, die daar renden, waren sterren in hun eigen land, hier waren zij slechts een Melkweg en Nurmi, Ritola en Wide de groote planeten die zich op deze lichtende nevel afteekenden.

NURMI

Een vaste ster vooral Nurmi: door zijn roem, maar vooral door de starre hooghartige overtuiging van zijn loop. Tusschen de pionnen van dit bliksemsnelle spel is hij de koning: rustig, triomfantelijk, beheerscht, terughoudend, door anderen omringd, maar toch ongenaakbaar. Ritola is het Paard: hij stoof naar voren, bleef daar en trok de zegekar van den koning tot vlak bij den eindpaal.

Bij zijn nerveuzen loop is een donker verlangen naar een darteier galoppeeren. Hij schijnt telkens drie schreden te willen doen in den tijd van twee, maar beheerscht zich. Hij schudt het hoofd met het waaiende haar met dezelfde macht als een paard de manen; ik zou niets verwonderd zijn als hij plotseling brieschte. Zijn bewegen is veel speelscher, jonger, vroolijker dan dat van Nurmi. Hij heeft niet den blik van den koning, die strak vooruit staart, maar zijn kruin beschrijft kleine capriolen. Hij is een nauwelijks getemde mustang, die al zijn wilde drift saamgedrongen heeft tot het ééne donker begrepen doel: vooruit, er tusschen uit,

1315

en vooraan, steeds vooraan, altijd vooraan. Nurmi kan men hoogachten en geslagen bewonderen, den athleet, maar Ritola kan men liefhebben. Hij is de jeugd, het lichaam, dat lacht in zon en regen.

Hij heeft een heerlijke drift naar ruimte, die niets voor zich duldt. Hij berekent zijn kracht niet, spaart zich niet, verdeelt niet en kiest niet. Hij weet het: de eerste plaats is voor hem. Ik wilde, dat ik zijn bloed kon hooren gonzen, juist omdat zijn loopen zoo onhoorbaar is en zoo driest. Hij en Nurmi samen zijn een woelige zee met een hard en voluit brandende zon daarboven; en beiden onweerstaanbaar.

Wide is Raadsheer. Zijn loopen is uitgerekend, een glad voortglijden in vcllmaakt evenwicht. Het is een legende, dat een athleet, met zijn beenen loopt. Van den Berge bijvoorbeeld loopt met zijn nek. Als daar een rimpel in komt en zijn kop voorover gaat, begint het pas. En dan wint hij, hier in Holland althans. Ritola vliegt driftig vooraan, maar toch loopt hij met zijn hoofd. Hij schijnt zijn tempo met zijn kuif te regelen. Het hoofd gaat het lichaam bijna onmerkbaar schuddend voor alsof hij er zich eigenlijk over verwondert, dat hij nog' altijd nummer één is.

—□—

Nurmi's hoofd is volkomen stil, gelaat een masker, zijn borst is de boeg van een snelvarend schip met een kaarsrechte koers. Hij stuurt met zijn schouders en de hooggehouden armen. Uit gebaar van zijn arm en schouder bezit hij de snelle overredingskracht van een begaafd en rustig spreker: het overtuigt door zijn statige gedragen kracht. Zijn loopen is meer dan mechanisch, zooals gewoonlijk gezegd wordt: het is geïnspireerd. Daarom loopt hij, alsof hij alleen op de baan is. Op zijn schouders draag't hij de roem van zijn land. Wide is de eenige, die als 't ware met zijn heele lichaam loopt; zijn beweging is vloeiend, zuiver van te voren bepaald en daardoor minder voor onverwachte ontwikkeling vatbaar.

Dit blijkt, wanneer na vele ronden Ritola met een ruk. omkijkt en even daarna bij het uitgaan van de Zuidelijke bocht het tempo plotseling versnelt. De afstand tusschen de drie loopers, die bijkans op eikaars hielen traden, wordt ongelijk: Ritola en Nurmi zijn opeens saamgegroeid tot één vierbeenige volbloed, die zich onhoudbaar van Wide verwijdert. „Nog een ronde!" het combat de bleu is geëindigd: de blauwhemden zijn ver voor. Men wordt bijna verblind door hun prachtige maat, men sll'uit even de oogen en zij zijn al weer rond. Hun beweging is zoo rytihmisch, dat het schijnt alsof zij eeuwig kon voortduren; dit inderdaad kan iemand bekeeren tot de spreuk van Martinetti, de Italiaansche futurist: „Alleen de snelheid is goddelijk." De bel gaat, de duizenden rijzen overeind en alles roept om Nurmi. Maar Nurmi blijft rustig aan de hielen van Ritola hangen. In het laatste rechte eind verlengt hij eenvoudig zijn pas en wint. Niet eenmaal ziet hij om, en is verdwenen voor men hem kan toejuichen. En dit is het geheim van Nurmi's overwinning: dat hij zijn tred kon rekken toen Ritola daartoe niet meer in staat was. Hij won niet zooals hiji wilde, maar ómdat hij wilde.