1235

H.C.C. IN 1926. Jhr. mr. C. Feith ziet men zittende als tweede van rechts.

spel bij de H.C.C. steeds grooter. Het elftal speelde verschillende wedstrijden, waarin het steeds de overwinning behaalde. In 1886 combineerde H.C.C. zich met Concordia, blijkbaar omdat langzamerhand beide clubs gebrek aan spelers hadden gekregen. Dat gebrek bleef ook later nijpen. Eerst in 1893 slaagde men er in een fusie tusschen H.C.C. en een andere Haagsche club, Olympia, tot stand te brengen. De combinatie kreeg den naam 's-Gr.CC, welken naam. de club tot voor eenige jaren heeft gevoerd. Toen heeft men den ouden naam, H. CC, weer in eere hersteld. De combinatie met Olympia bracht nieuw leven. Isbrücker, de tegenwoordige voorzitter van den N.C.B., bleek een verdienstelijk bowler te zijn. Voorts had men in Feith, Rhede van der Kloot — de man, die de eerste honderd in Nederland heeft gemaakt — J. W. F. v. d. Bosch en de beide SchilPs goede krachten. Maar toch was in die jaren het Haagsche cricket niet meer toonaangevend. A.CC uit Amsterdam — niet de tegenwoordige club van dien naam, maar een der voorloopers van V.R.A. — en Rood en Wit, dat toen reeds machtig was door het bowlen en batten van C. J. Posthuma en het bowlen van Tromp de Haas, hadden H.C.C. overvleugeld. Gebrek aan spelers was toen ter tijd de groote kwaal in den Haag.

Eerst aan het begin dezer eeuw kwam daarin weer wat verbetering

M. E. Schröder en Paul de Groot waren wel de grootste aanwinsten. De eerste was een voortreffelijk batsman, die zeer snel kon scoren. Helaas maakte ziekte een al te vroegtijdig einde aan zijn cricketloopbaan. Paul de Groot was een vrij harde bowler, die voor de Haagsche tal van wickets heeft genomen. Vertrek naar Indië was oorzaak van het ontijdig eindigen van zijn cricketlocpbaan. In later jaren, met verlof in ons land zijnde, heeft hij nog eenigen tijd voor de Haagsche gespeeld. Feith en Coops hebben jarenlang den aanval van de H.C.C. gevormd. Zonder dat beiden tot de allerbeste bowlers gerekend konden worden, vormden ze toch een aanval, waarop gewoonlijk slechts weinig runs werden gemaakt. De Groot en Fokker waren verdienstelijke opvolgers, later heeft van Loon en nog later hebben Max Jansen en Koeleman voor de Haagsche goed werk met den bal gedaan.

—□—

Een nieuwe periode van bloei voor de groote Haagsche kwam in den oorlog, toen men van de hier geïnterneerde Engelsche officieren heel wat heeft geleerd. Met de gebroeders Feith, de Kesslers, Fokker, van Loon, O. Menton, Brcese van Groenau en later met de gebroeders de Beus en Koeleman, had men een sterke pleeg. Toen in het begin van de twintiger jaren langzamerhand eenige oudere spelers zich terug trokken, heeft men in den Haag met kracht zich op het aankweeken van jonge krachten toegelegd. Fred. Warburton, de Engelsche trainer, heeft op dat punt voor H.C.C onschatbaar werk gedaan. Voor een niet gering deel was het aan hem te dan ■ ken, dat men zoo omstreeks 1924 met een geheel verjongde ploeg, onder leiding van Fokker, in het veld kwam. Het was vooral Max Jansen, die

In de bekende roode pakjes en blauwe rollen KWALITEIT ONOVERTROFFEN

groote verwachtingen opwekte. In 1924 stond hij aan het hoofd van de Nederlandsche bowling- en battinggemiddelden. Hij nam o.m. 126 wickets in een enkel seizoen. Zijn bowlen heeft hij betrekkelijk slechts kort op dat hooge peil weten te handhaven; als batsman en ook nog wel als fielder, is hij echter een plaats in elke ploeg waard. In 1925 gaat de Haagsche zelfs met twee elftallen in de eerste klas spelen en zóó groot is de superioriteit van het Haagsche cricket, dank zij spelers als Mr. H. van Manen, A. de Beus, A. Schill, Max Jansen, om slechts enkele namen te noemen, dat in 1926 H.C.C. I en II de eer van het kampioenschap moeten deelen.

In den laatsten tijd kan men eigenlijk niet meer van een eerste of tweede elftal van de Haagsche spreken. Men brengt twee zeer sterke ploegen in het veld, waarvan de combinatie, welke als tweede elftal wordt aangeduid, wel het sterkst is, zoodat het reeds thans vrijwel zeker is, dat dit elftal het kampioenschap van Nederland voor de H.C.C. zal veroveren.

Het vijftigjarig bestaan wordt dooide H.C.C. derhalve wel onder prettige omstandigheden gevierd.

—□—

Iemand, die zich voor H.C.C. op bijzondere wijze verdienstelijk heeft gemaakt zij het dan ook niet uitsluitend als speler, doch meer als bestuurder, is de heer H. S. I s b r ü ck e r, die sedert onheugelijke tijden penningmeester van de H.C.C. is, welke functie hij ook bij de zustervereeniging H.V.V. vervult. Hoe lang Isbrccker de leiding der financiën heeft, weet ik waarlijk niet meer. Vele jaren geleden heeft men hem op hartelijke wijze gehuldigd in verband met zijn 25-jarig bestuurslidmaatschap. In dit nummer vindt men een kiek van het feestmaal, dat men hem bij die gelegenheid heeft aangeboden, op welke kiek men tal van bekende spelers van H.C.C. en van H.V.V. zal zien.

C. J. GROOTHOFF.

FRUJETTA

lll{ilHllllllllllllltllllUlllllllimlllllllllllllHlllllllllltlllllllllHIIIH(l1llll

Fijne vruchtendrops in vijf smaken in rollen a 10 en 5 cents

mmiiiHiiiiiiiiiiiH

Eischt op elke rol ons merk

FRUJETTA

Overal verkrijgbaar Fabr. J. C. KLENE & Co. AMSTERDAM