502

DE REVUE DER SPORTEN.

MIIIMIHIIIIIIIIIHIIMMIIIIIIUIIMIIIIIIItniMllllliniIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIlIIllllllllllllllUIIlllllllIlIllllllllinillllllinillllllllMIIII

Uit het land van

sneeuw en ijs

door Q. J. NIJLAND

Geen sneeuw, geen ijs, maar modder en regen in St. Moritz. — Prins Hendrik en de dappere rijders Kos en Heiden.

ST. MORITZ, 15 Febr.

Neen maar, deze kop is er toch echt heelemaal naast thans. Want waarlijk St. Moritz en omgeving maakt zeker thans niet den indruk van een frisch lekker ijs- en sneeuwland: meer van een modderigen stal. 't Is hier vies en kledderig op den weg, modderig in het dorp en het regent nu en dan.

Olympische Spelen?

Boeh!

Er wordt niet meer over gepraat sinds twee dagen. En de organisatoren doen wanhopige pogingen om, ondanks den feilen tegenslag, toch nog een prettig gezicht te zetten. Ze noemen dat, geloof ik: „faire bonne mine a mauvais jeu!"

Ik heb in m'n eersten brief beloofd iets te zullen vertellen over de Spelen. En ik wil die belofte graag houden,

maar ge zult het mij zeker niet

euvel duiden als ik in dezen brief niet dien toon van enthousiasme kan treffen, welke eig'enlijk noodzakelijk bij dergelijke wereldspelen behoort.

Geen wonder als ge bedenkt, dat de mogelijkheid niet was uitgesloten, dat de Spelen door den snel ingevallen dooi een ontijdig einde zouden hebben gevonden!

* * .

Welaan, dan wil ik dus iets vertellen over het schaatsenrijderstournooi, dat één dag (Maandag) ten minsts ons sportief genot heeft verschaft. En dat vooral voor ons Nederlanders belangrijk was wegens de deelneming van Willem Kos en Siem Heiden.

De 500 M. was ons een teleurstelling, dat is zeker. Want Kos viel en.... Heiden is op dezen afstand juist niet het sterkst.

Maar de 5000 M. Dat was wèl wat. Dat was een bron van heerlijk genot voor ons. Daarbij hebben wij ons zóó ingeleefd in die actie van onze beide schaatsenrijders, dat ik zelf, om maar eens wat te zeggen, op het ijs te trappelen stond en te schreeuwen om die dappere Hollanders aan te moedigen.

IIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIlflIIllllllllUllllllllllllltlllllllllllllllllllll

Kos — die zoo alleraardigst uit den heek kan komen — zeide 't mij gisteren nog: „Nijland", zei d'ie, „ik hè je wel 'ezien met je korte pooten trap-

WILLEM KOS.

pelen op 't ijs. En schreeuwen!"

Ja inderdaad, die beide ritten der Hollandsche schaatsenrijders, Kos tegen Eötvös en Heiden tegen Bachman, waren vrijwel de allermooiste races van den dag.

Beiden waren den heelen tijd achter en beiden hebben in de laatste ronden den strijd gewonnen op een wijze die ons aller bewondering afdwong. •

Ge hebt dat alles natuurlijk al in de dagbladen in extenso gelezen en dus zal ik er niet veel over uitweiden. Maar wèl wil ik hier nog eens even vastleggen, dat van Laer c.s. met de keuze van deze twee een zeer goeden greep hebben gedaan en dat Kos en Heiden zeker op heel waardige wijze de eer van ons land hebben weten op te houden.

*

Onze Prins Hendrik is hier. En hij toonde al die dagen veel belangstelling in hetgeen er met onze jongens gebeurde. Zóóveel, dat zich op de officieele ontvangst der Nederlanders door mr. Doude van Troostwijk, den Nederlandschen gezant — gisteren in Vulcanhotel gehouden —■ ongeveer het volgende gesprek ontspon tussehen den Prins en Kos.

„Wat dacht U wel onder het rijden?"

„Ja, Koninklijke Hoogheid, 'k weet 't eigenlijk niet. Ik most winnen!"

„Nou er was maar weinig verschil, twee seconden."

„Twee tiende", verbeterde Kos dadelijk.

„Ja, ja. Och, ik heb mijn hart vastgehouden."

En later, bij het afscheidnemen, zeide de Prins nog tegen Kos en Heiden : „Ik dank U beiden zeer voor wat U voor mijn land gedaan hebt!"

In stilte heb ik even geapplaudiseerd voor deze hartelijke prinselijke belangstelling!

En wat nu?

Het dooit. Het regent. De sneeuw verandert in modderig water, dat in beekjes naar beneden stroomt. Tegen de bergen vallen er gaten en gaatjes in. De bob-baan is onbruikbaar en de Crestarun al evenzeer.

Zal het nog gaan vriezen en daarna sneeuwen? Wij weten het niet. Wij

hopen het allen. Want anders zijn

deze Winterspelen tot den ontij digen en roemloozen dood gedoemd!

Maar wie weet!

G. J. N.

(Zie verder pag. 505).

De deelneemsters aan het kunstrijden.