DE REVUE DER SPORTEN.

373

De haat in den N.W.B.

door J. H. BERGMEIJER.

Wij willen niet weigeren om, na de beschouwingen van den heer Groothoff in ons blad, ter wille van de billijkheid ook de zienswijze van Zuid-Holland weer te geven, al willen ive voorop stellen, dat tve het niet eens zijn met de opinie, welke onze medewerker Bergmeyer in onderstaand artikel uiteenzet. Men leze en oordeele zelf.' — Red. Revue der Sporten.

Na de uiterst kalme vergadering, welke op Vrijdag 30 December dooide Provincie Zuid-Holland van den N.W.B. is gehouden en waarin de heeren Hirschman en Swaab de Beer hun houding op de Utrechtsche bondsvergadering hebben uiteengezet, is mij meer dan ooit duidelijk geworden, dat er op 't oogenblik in den Nederlandschen Wieier Bond een haat heerscht, die eerst na jaren misschien zal weggesleten zijn.

Men zal, uit wat hier verder volgt, misschien willen concludeeren, dat ook ik tot het „stelletje" behoor, al was het alleen om het eenvoudige feit, dat ik momenteel Hagenaar, dus Zuid-Hollander, ben. En al wat in den N.W.B. uit Zuid-Holland komt, meer speciaal dan uit den Haag, deugt immers niet en heeft nooit gedeugd! Toch waag ik het er maar op, vertrouwende, dat er toch nog altijd menschen zullen zijn, die na het hooien wederhoor een gezond en onpartijdig oordeel hebben over een zaak, waarover zij tot dusverre eenzijdig zijn ingelicht. Nu leg ik vooral den nadruk op dat „eenzijdig". Want in geen enkel blad heb ik gelezen, dat men het bestuur van den N.W.B. (behalve dan natuurlijk den heer Hirschman) ook maar één fout of smetje aanwrijft. *) En toch zijn er vele fouten door dat bestuur gemaakt.

Laat ik beginnen met de bondsvergadering te Utrecht, waar zoowel de heer Jansen als de voorzitter den heer Hirschman op verregaande wijze beleedigcl hebben, (waarover de rechter nader uitspraak zal doen), waar de heer Douwes zijn colbertje wilde uittrekken om een robbertje te gaan boksen, waar voorzitter Kolfschoten in zijn openingsrede bewust den heer Hirschman van iets beschuldigd heeft, waarvan hij zelf wist, dat dit onwaarwas. Immers toen heeft de voorzitter het in den heer Hirschman gelaakt, dat deze den avond tevoren niet op de bestuursvergadering was gekomen, terwijl hij zelf aan den heer Hirschman had geschreven het zéér gewenscht te vinden, dat de secret.penningm. naar den Sparta-feestavond ging om het bestuur daar te vertegenwoordigen.

Op de buitengewone provinciale vergadering van ' 30 December verklaarde de heer Waterreus, ten wiens nadeele men nooit iets heeft kunnen zeggen, dat hij, toen hij op de hierboven bedoelde bestuursvergadering voor eenige zaken aanwezig was, den voorzitter heeft hooren zeggen, „dat Hirschman f 2400.— salaris had en het niet eens de moeite waard achtte

*) Het N.W.B. bestuur is evenmin geheel feilloos — maar daar gaat ditmaal de hoofdzaak niet om. — Red. R. d. S.

op de bestuursvergadering te komen". De heer Waterreus zette nog nader uiteen, hoe de houding der andere bestuursleden daar was, van wie er niet één opkwam tegen de woorden van hun voorzitter. Ook de heer Waterreus bevestigde, dat de voorzitter aan den heer Hirschman had gezegd, dat deze naar het Spartafeest kon gaan. En dit alles, terwijl men wist, dat de heer Hirschman geen cent salaris genoot, maar van die f 2400.— alle bureaukosten, zijn bediende »enz. betaalde. Acht men dit alles maar van weinig of geen belang?

Nog haal ik aan het verwijt aan den heer Hirschman, dat hij met geld gesmeten heeft. Maar toen hij het bestuur adviseerde aan Olympia een lager bedrag dan f öOO.— subsidie te geven, toen was men dp.a,r unaniem tegen. Bovendien heeft het geheele bestuur toegestemd in al die meerdere uitgaven, waarvan de heer Hirschman een specificatie had gegeven. Teen hij dit laatste te zijner verdediging aanvoerde, verweet men hem (en verwijt men hem nog), dat hij te slap is geweest en zoo noodig weg had moeten gaan.

Meer dan eens heeft de heer Hirschman gezegd, dat zijn collega's te duur" waren, iets wat natuurlijk (!) niet in goede aarde is gevallen. Vindt men het niet absurd, dat de volgende vergoedingen zijn vastgesteld? Wanneer men een dag en een nacht voor den bond uit is, mag men f 12.50 declareeren, een dag ƒ 8.—, een halve dag en diner f 6.—, een halve dag en lunch f 5.—, logies f 4.50 een avondvergadering f 2.50. En büna steeds werden deze maximumbedragen gedeclareerd. Toen onlangs 'een bestuursvergadering van

5: 9 uur had geduurd, declareerde

een in dezelfde stad wonend bestuurslid f4.—.

Vindt men het soms ook betamelijk, dat de heer Kolfschoten op de algemeene vergadering zeide — toen het over de bewuste declaratie ging

: „Mijne Heeren, ik heb hier die

declaratie van den heer Jansen, en ik kan onder eede verklaren, dat de heer Jansen gevraagd heeft om een derde handteekening", terwijl die declaratie nota bene van Februari 1927 was, teen de heer Kolfschoten nog niet in het bestuur zat. Zal men dit een gewone, onschuldige vergissing noemen? Zoo zou ik nog meer staaltjes kunnen noemen; maar ik eindig ermee, omdat ik collega Groothoff ook nog iets moet zeggen. Hij schreef in de Revue, 14 dagen geleden, dat Hirschman's groote fout is geweest niet reeds eerder het bijltje te hebben neergelegd. Dat heeft hij juist daarom niet gedaan, omdat dan de andere heeren heelemaal vrij spel zouden hebben.

Ook is het niet juist, dat in het Officieel Orgaan de heer van Hooff niet aan het woord gelaten wordt. De redactie is daartoe zelfs verplicht, omdat in het contract met den bond staat, dat f 1000.— boete aan de Snort-Echo wordt opgelegd, wanneer zij de officiëele berichten niet plaatst.

Om zich nu m elK gevai te ue^ivcii, heeft de redactie berichten van beide secretarissen opgenomen!

W. H. NIJSTEN,

sinds 1913 inspecteur lich.-opvoeding, wien gisteren te 's Hertogenbosch door de Nationale R.K. Ver. van Leeraren en Onderwijzers in de Gymnastiek het gouden officierskruis van bovengenoemde vereeniging werd aangeboden.

Nu wil ik heel graag aannemen, dat èn de heer Adrian èn de heer Hirschman te slap zijn geweest. Zelfs neem ik aan, dat de taak voor hen te zwaar was en dat. zij bij aanneming van hun functie niet wisten welke enorme inspanning het eischt, die taak naar behooren te vervullen. Maar als dat zoo is, is het dan gemotiveerd zóó te combineeren en te intrigeeren als men tegenover den secretaris-penningmeester heeft gedaan? (Wat is dat? Is dit „intrigeeren" veel eerder aan de andere zijde gebeurd? — Red. R. cl. S.),.

De zaak staat er nu hopeloos voor. Hierin ben ik het met mijn collega Grcothoff eens. Want de heer Hirschman zet het op haren en snaren en eischt volkomen rehabilitatie, omdat men zijn eer en goeden naam heeft aangerand. Het archief en de gelden zijn door den raadsman van den heer Hirschman in beslag genomen en goed opgeborgen, zoodat het m.i. moeilijk zal zijn daar aan te komen.

Er "heerscht haat in den N.W.B.! Wellicht kan die haat weggenomen worden, als een geheel nieuiv bestuur wordt gekozen, waarin hoogstaande menschen zitting- nemen. Van het oude bestuur keere niemand terug. Terwille van de rast. Maar dan moet ook Zuid-Holland een ander persoon benoemen als gedelegeerde. Geen van Eek, geen Swaab, geen van Oven, want dat zijn menschen die buiten Zuid-Holland niet getapt zijn. Wil men dus vrede hebben, dan zal men zich aan beide kanten opofferingen dienen te getroosten, wat in het belang van de zaak zéér gewenscht is.

Als men zich hiertoe bereid verklaart, laat dan het nieuwe bestuur zoo spoedig mogelijk met reglementswijzigingen komen cm de dwaze en onrust zaaiende provinciale vergaderingen te doen vervallen en ook brenge men verandering in het stelsel deimaximumbedragen, welke men kan declareeren.

* * *

Tot zoover dhr. Bergmeijer. Wij komen op een en ander terug.

Red. R. d. S.