20

DE REVUE DER SPORTEN.

anderen moet, wanneer je al „iet?" bent geworden, is een nederlaag nog veel moeilijker te dragen!

Hoe dan ook, mijn spel werd, dank zij de goede raadgevingen en lessen, gewijzigd en toen ik in 1921 — ik was net achttien jaar geworden — tegen Bill Johnston speelde en door hem in de semifinal van het kampioenschap geslagen werd, kwam Tilden op me af om me te vertellen, dat ik in de heele partij vrijwel geen foutieven slag had uitgevoerd; ik was geslagen door 'n sterker en geroutineerder speler, maar mijn spelbasis was uitstekend. . „Maar ik werd toch geslagen" pruttelde ik 's avonds tegen dengene, die mij het allcourt-spel geleerd had.

„Zeker, jongen" was het antwoord, „als je je eeuwige kapspel was blijven spelen, zou je vandaag niet door Johnston geslagen zijn."

„Hoe dat?" vroeg ik verbaasd, ik dacht toch "

„Omdat je met je chops al in de eerste of tweede ronde gesneuveld zou zijn" antwoordde hij, „je had het dan nooit tot een semifinal tegen Johnston gebracht!"

Gelijk had hij!

In die jaren behoorde ik tot de zeven „krachten voor de toekomst", diê de tennisexperts-in-Amerika ontdekt hadden. Uit ons zevental zouden de toekomstige kampioenen moeten komen, wanneer Tilden en Johnston zouden hebben afgedaan, aldus beweerde men, maar niets is onbetrouwbaarder dan 'n veelbelovende „hoop der tcekcmst", van vijftien levensjaren. De zes anderen hebben de beloften, die hun spel bood, nooit geheel en al vervuld en het is wel eens leerzaam om na te gaan, waardoor deze opkomende sterren gevallen zijn. Misschien kunnen de jonge spelers van thans hun voordeel doen met deze lessen!

Allereerst waren er de broers Anderson, Frank en Fred. Vooral Frank was 'n lastig tegenstander voor me in den tijd, dat we zoo'n veertien tot zestien jaar waren. Drie seizoenen lang streden we in de final van bijna elk jeugdkampioenschap, nu eens won hij, dan weer ik en we waren zóó volkomen tegen elkaar opgewassen, dat

Deze nieuwe athletiekmedaille is in brons, zilver en verguld zilver uitsluitend verkrijgbaar bij

C O R N E L I S Begeer,

27 OUDKERKHOF — UTRECHT.

N. B. Men wordt beleefd verzocht voluit te adresseeren : CORNELIS Begeer — OUDKERKHOF 27

het meestal 'n kwestie van uithoudingsvermogen werd, wie in de final set de baas zou blijven. Maar Frank beging de fout, die meer jonge spelers begaan: hij wilde een brilliant en daverend spel spelen, 'n tennisvuurwerk met cannonservices en smashes, dat de toeschouwers verrukte en dat hem zelfs ook in 'n soort

tennisextase bracht maar dat

niet solide was.

Vuurwerk is prachtig bij feestelijke gelegenheden, maar men moet het niet eiken dag willen afsteken en vuurwerktennis is ook iets, waarvan men geen gewoonte moet maken. Frank deed dat wel en zijn tennisspel ging er aan te gronde.

Bij eiken slag rende hij naar het net om daar zijn liefde voor smashes en volleys uit te vieren; het kon hem niets schelen, of hij zijn net-positie zorgvuldig had voorbereid met n langen bal, hij stormde zelfs op 'n korten bal naar het net en werd dan natuurlijk glad gepasseerd. Het was aantrekkelijk tennis, dat hij speelde, de toeschouwers bewonderden hem, maar telkens kreeg hij meer nederlagen tegen allround-spelers. Er kwam nog iets bij, dat 'n absoluut einde maakte aan zijn tennisloopbaan: zijn lichaam bleek niet opgewassen tegen de -enorme vermoeienissen van ,het tennispel, zooals hij het speelde. Zelfs 'n Borotra gaat na 'n set brilliant netspel eenigen tijd „uitrusten" aan de baseline, hij zal er niet aan denken om drie of vier sets lang het net te bestormen, dat is zelfs voor hem 'n physieke onmogelijkheid. Frank Anderson dacht het wel te kunnen, hoewel hij als „junior" nog midden in zijn groei was en het gevolg bleef niet uit: hij kreeg het aan het hart en op medisch advies moest hij het tennis er aan geven. Zoo maakte de lust tot vuurwerktennis een roemloos einde aan de tenniscarrière van iemand, die met solide allcourt-spel wellicht 'n wereldkampioen was geworden.

Met zijn broer Fred was het een ander geval: Fred, die nog geregeld speelt en in 1925 nog de final van het kampioenschap overdekte banen wist te bereiken tegen Borotra, is gehandicapt door zijn lengte. Hij komt iets boven de twee meter, de langste tennisser, dien ik ooit gezien heb. Velen beschouwden die abnormale lengte als 'n voordeel voor hem, maar in werkelijkheid was ze hem tot nadeel en het zou voor hem beter geweest zijn als hij zich had toegelegd op 'n sport, waarin zijn 2,03 M. hem 'n waarachtig voordeel boden boven zijn concurrenten.

Taylor, de juniorkampioen van 1917, is 'n typisch voorbeeld van 'n jongen speler, die op 'n gegeven spelhoogte bleef staan, absoluut stil bleef staan. Als kleine jongen al kreeg hij les van de beste profs uit het land, hij deed alles, wat deze leermeesters vertelden, maar hij ging niet vooruit en momenteel is zijn spel nog precies even sterk als tien jaar geleden, er is niet de minste vooruitgang geweest.

Cecil Donaldson was door Tilden aangewezen als iemand, die tot de beste spelers ter wereld zou gaan behooren, maar Donaldson beschouwde tennis als 'n spelletje, wedstrijdtennis

was werk en werk was niets voor hem. Zoo verloor de tenniswereld een aanstaanden kampioen.

De kwestie met Henry Kaltenbach was, dat hij op de Universiteit te Princetown aan te veel sporten ging doen. Natuurlijk kan een allroundsportsman best 'n tenniskampioen worden, maar dan moet hij tennis als voornaamste sport beschouwen en de rest alleen maar als ontspanning. Doch Kaltenbach wist zich niet op tennis te concentreeren, hij deed overal aan inee en tenslotte bereikte hij nergens een leidende plaats.

Gerald Emerson is weer zoo'n jongen, die „wild" tennis speelt: als de bal in is, zal geen tegenstander hem terug kunnen slaan, maar als de bal out komt, heeft hij de slag verloren en, helaas, dat systeem van „in of out" brengt 'n al te groot percentage missers, waardoor de tegenstander de match wint zonder er zelf al te veel moeite voor te hoeven doen, want Gerald slaat zich zelf met 75 % missers. Maar al mag Gerald dan ook geen tennis-crack geworden zijn, hij heeft aan de tennissport tenminste 'n puike gezondheid te danken nadat hij als kind gedeeltelijk verlamd was geweest.

Momenteel heeft Amerika weer heel wat jonge krachten van vijftien of zestien jaar: Sandy Wiener en Eugene McAuliff zijn er de besten van, maar zullen ze in staat blijken om de hoogste trap op de tennisladder te bereiken of zullen ze door allerlei oorzaken halverwege blijven steken, zooals de zes jongens in mijn tijd, wier afgebroken tennisloopbaan ik hierboven schetste?

GENERAL

H. J. A. KOOPMAN

FREDERIKSPLEIN 55 - A'DAM Ongelukken Verzekeringen Sport inbegrepen

1^^1^^M«IIIWIIWIIWI1MHIIIHIIIIII||II||||||I| |> j