DE REVUE DER SPORTEN.

4°7

De weder-opening van de winterbaan in het Palais des Sports te Parijs.

(Ons kiekje toont den start voor de finale van den Grand Prix d'Óuverture. Van links naar rechts ziet men den Deen Thorwald Ellegaard, derden prijswinnaar, den Italiaan Moretti, tweede, en den Franschman Hourlier, eerst-aankomende. Het startschot wordt gelost door den bokser Carpenticr, kampioen van Europa.

Naar de Honden-show!

Een historische vertelling door LEO LAUER.

tten snik-heeten zomer-namiddag kocht Andreas Tulp z'« liond.

Z'n hond zijn hond 'n goddelijke Cordon

Setter.

Andreas Tulp kocht dien hond bij 'n welbespraakten bakker, 'n zoo welbespraakt bakker, dat Andreas Tulp alleen 't glanzig-zwarte dek van den viervoeter voor z'n legeerigg kijkers zag schitteren, en den hond zelf vergat.

at dek 'n edelsteen, meneer, 'n edelsteen van immense grootte. Dat dek 'n vacht van roerende

baarde later, later, als Dorothens — zoo heette 't

wonder — den laatsten honden-zucht uitgesnurkt zou hebben, 611 in verdeeldheid van corpus en ziel zou

bakker

Jn afgedaald en zijn opgegaan tot het niet Gn «et alles.

Andreas Tulp ging dien snik-heeten zomeramicldag met zijn doggeke aan 'n koordje, vn Wandelde trotsch. Edoch — de gevierde lervoeter liet zich meer sleepen dan in een-verplaatsing voorwaarts te schrijden, och — het wondere honden-beest toonde eer feilen, ging liggen, als de electrische n rammelde, schoot in ruk over de keien, c *s de electrische uit 't zicht, zoodat An\v'1hS Tulp moest hollen, moest stilstaan, d ^'j n'e* door den snooden Setter gezijn het plaveisel te beroeren.

Toen onze kooper thuis kwam, kleefde zijn boord vervouwen aan zijn vleezigen hals, en op het roode voorhoofd parelden de schoonste zweet-diamanten.

Mevrouw Tulp, gezegd mevrouw Anita Tulp-Kraakgolf, voorbereid op Dorotheus' komst, had gezorgd voor propere mand, proper etensbakje met cakes, propere schaal, waarin het vocht, dienstig Dorotheus' dorstig verhemelte te laven. Alweer edoch — Setter-licf verkoos geen mand, kroop op mevromv's helderste sofa, Setter-lief verkoos geen bak voor diner, rende dc kouken in, kaapte 'n ossenlap, en deed als dank-'je 'n straaltje glinsteren op mevrouw's roze portière.

Sinds dat pijnlijk oogenblik had Andreas Tulp's gade een hekel aan honden, aan Gordon-setters bovenal, aan Dorotheus zeer zeker. Maar meneer, de kooper, vergoeilijkte, sprak van nervositeit, van wennen, streelde zijn lieveling, en troonde tegen den avond het product mee naar de soos.

Wel wat zeg je van m'n hond ? vroeg Andreas Tulp

daar aan meneer van Duikjesbroek.

— wat zeg je van zoo n oetiet r vroeg dreas Tulp aan meneer Kriekvleugel.

Zc schudden hun koppen van bewondering. Ze aaiden en streelden en roemden en prezen.

Totdat vriend Kloosterbroer binnen-zeurde, vriend Kloosterbroer, 'n honden-kenner pur sang.

— Nou. . . . ? zoo teemde Andreas angstig. De kenner snoof, de kenner pufte wat aan

z'n sigander.

— Nou ? Wat zeg je d'r van ? klonk Tulp's stem weer.

— Aordig, bepaold aordig. . . . maar Dreas, Dreas, he je z'n oor, z'n linker oor gezien. . . . pots vent, 'n aordigc hond, zeker, zeker. . . .

C. Houttuin & Co., Arnhem.