KERKRECHT EN KERKBEGRIP.
opzieners en diakenen. Maar Zwingli heeft dit niet kunnen doorvoeren. Hij moest het bestuur over de gemeente te Zurich reeds terstond overdragen aan den Staat. Calvijn heeft te Genève getracht dit te voorkomen. Volkomen is het ook hem echter niet gelukt. De stroom van den tijd was hem tegen. Het Consistorie te Genève werd gekozen uit den Kleinen Raad, den Raad van Zestig en den Raad van Tweehonderd. Maar al is het hem in de praktijk niet gelukt om zijn beginsel geheel te laten doorwerken, toch heeft hij in zijn geschriften aangewezen op welken weg de oplossing lag van de verhouding tusschen Kerk en Staat en dat was, dat ieder op zijn eigen terrein bleef, doch zoo, dat zij elkander eerbiedigden en samenwerkten, terwijl de Kerk hare eigene organisatie had. Maar het heeft jaren moeten duren, voordat door dit beginsel de zegepraal werd behaald.
Dit alles echter dient ter verklaring van het verschil tusschen de Luthersche en Gereformeerde opvatting, maar de groote hoofdzaak is daardoor nog niet aan het licht gebracht; deze ligt in het verschil van Kerkbegrip bij de beide stroomingen der Reformatie. De Gereformeerden hebben door hun zuiverder opvatting van het Kerkbegrip een misverstand onmogelijk gemaakt, dat aan de stelling van Sohm's werk ten grondslag ligt. In de geheele Luthersche opvatting van de Kerk, zooals die ook bij Sohm telkens voor den dag komt, wordt niet genoeg onderscheiden tusschen de zichtbare en de onzichtbare Kerk. De Roomsche zuurdeesem was hier nog niet genoeg uitgezuiverd. Rome maakt eenvoudig geen onderscheid daartusschen, kent dit onderscheid volstrekt niet. Voor haar is de Heilige, Algemeene, Christelijke Kerk altijd zichtbaar en wel in de Kerk met haar paus en haar bisschoppen. Waar de bisschop is, daar is de Kerk en in den bisschop wordt de Kerk zichtbaar. Daar-