KERKRECHT EK KERKBEGRIP.
een oordeel Gods gaat, dan is het de taak van allen, die de komst van Gods koninkrijk zien en daaraan willen medearbeiden, om door het opbouwen der gemeente in hare zichtbare (menschelijke) vormen haar eigenlijk wezen te laten zien.
Zooals men uit de eerste dezer stellingen ziet, ligt ons groote verschil met Sohm's opvatting van het Kerkrecht in onze beschouwing van het recht. Wij willen echter ons niet verdiepen in philosophisch-juridische beschouwingen over het recht als zoodanig, maar ons bepalen tot het toelichten van onze stellingen door het volgende op den voorgrond te stellen:
Het is een groote zegen geweest, dat in de andere Kerken der Hervorming het Gereformeerde beginsel heeft doorgewerkt, waar het tot geheel andere toestanden aanleiding heeft gegeven, zoodat het beginsel van Sohm kan getoetst worden aan de waarheid, opdat daardoor aan den dag kan komen in de historie zelve of Sohm gelijk heeft met zijn bewering, dat een Kerkrecht iets is, dat met het wezen der Kerk in tegenspraak is.
Hot feit, dat de man, die aan het hoofd van de Gereformeerde beweging stond, Johannes Calvijn, een man was van juridischen aanleg, heeft er zeker toe medegewerkt, dat daar wat betreft het Kerkrecht gansch andere beginselen golden dan in de Luthersche Kerk. Luther wist eigenlijk gezegd geen weg met de praktische zijde van de Reformatie. Hij was een enorm groote geest, een held des geloofs, die met zijn krachtig getuigenis tegenover Rome groote dingen heeft gedaan en het middel in Gods hand is geweest om een geheel nieuwe orde van zaken in het leven te roepen. Maar toen hij den eersten stoot had gegeven , toen moest het anderen worden opgedragen om in de gistende elementen die dooreenwoelden, een nieuwe orde van zaken te