KERKRECHT EN KERKBEGRIP.

Testamentische volk Gods, d. i. de Christenheid. Derhalve kan er maar één Ecclesia zijn: de volksverzameling van de geheele Christenheid (het nieuwe Israël).

Hiermede schijnt in strijd, dat er in het Nieuwe Testament gesproken wordt van eene Ecclesia te Corinthe, te Cenchreae, te Thessalonica Het schijnt alsof de plaatselijke gemeente Ecclesia heet, en daarop grondt zich dan ook de algemeen gangbare meening, dat aan het oorspronkelijk Christendom alleen de plaatselijke gemeente (ein rechtlicher Begriff), niet het begrip der Kerk, der Gesammtgemeinde (ein geistlicher Begriff), ten grondslag heeft gelegen. Maar Sohm bestrijdt dit hiermede: niet alleen de gezamentlijke Christenen van eene plaats, maar ook alleen de ^«wgemeente draagt den naam Ecclesia. Daaruit maakt hij op, dat het woord Ecclesia geen empirische grootheid, geen sociaal begrip, maar alleen een dogmatisch waardeeringsoordeel aanduidt. Ecclesia heet iedere vergadering, welke dogmatisch, voor het geloof, de Christenheid, eene verzameling van het Nieuw-Testamentische bondsvolk voor en met God in Christus voorstelt. Daaraan ligt ten grondslag het woord des Heeren (Matth. 18 : 20): waar twee of drie in mijnen naam te zamen zijn, daar ben Ik in het midden van hen.

Deze Ecclesia nu kon geen rechtliche organisatie krijgen. Zij was daartoe onbekwaam. Haar hoofd is Christus. Slechts in zijn naam kan in haar midden macht worden uitgeoefend. Hoe kan dan eenige beslissing in rechtsvorm als een goddelijke beslissing aan haar worden opgedrongen? Wanneer alleen Gods woord en geen menschenwoord in de Ecclesia zal regeeren, dan kan er geen ambt in de gemeente zijn, dat eene „rechtliche" bevoegdheid heeft. Alleen het Woord des Heeren heeft beslissende kracht in de gemeente. Daarom kan er van eene „rechtliche" organisatie geen sprake zijn, maar alleen van eene