KERKRECHT EK KERKBEGRIP.

niet zoo is, en dat de Kerk krachtens haar wezen geen Kerkrecht wil.

Wij hebben hier zooveel mogelijk woordelijk weergegeven wat Sohm in zijn Inleiding zegt, omdat het op deze zinsneden voornamelijk aankomt bij de beoordeeling van zijn werk. Deze grondgedachten van zijn Inleiding worden nu door hem ontwikkeld in een bespreking van het oorspronkeli/k Christendom, dat volgens Sohm geen Kerkrecht heeft gekend, van het Katholicisme, dat door het Kerkrecht van de Christelijke Kerk eene Katholieke Kerk en wel bepaald eene Roomsen-Katholieke Kerk heeft gemaakt, en eindelijk van de Reformatie, die in den persoon van Luther tegen het Kerkrecht is opgekomen om het oorspronkelijke Christendom weer te herstellen.

Gaarne zouden wij op eenigszins volledige wijze uiteen willen zetten, hoe Sohm ons laat zien, dat het oorspronkelijke Christendom geen Kerkrecht kende, maar langzamerhand door het Kerkrecht tot Katholicisme is geworden. Wij kunnen echter, om niet te uitvoerig te worden, dit niet volledig doen, maar wenschen toch met enkele trekken de lijnen aan te geven waarlangs Sohm zich hierbij beweegt.

Hij begint met eerst een overzicht te geven van den toestand, waarin zich het oorspronkelijke Christendom in verband met de geschiedenis van het Kerkrecht bevond. Hij weet, dat hij zich hier op een gebied bevindt, waar voetangels en klemmen liggen, omdat de bronnen omtrent het oudste Christendom het hoogst moeilijk maken een juist oordeel daarover te vellen, en, al hebben de nasporingen van mannen als Zahn en Harnack, bovenal de geniale bronnenstudie en de belangrijke ontdekkingen van Harnack, meer licht verspreid, toch blijven er altijd nog vele raadselen over. Als een der best geslaagde gedeelten van Sohm's boek beschouwen wij de eerste