158

OVBB 'T VEBLATEN TAN DE

ontwikkelde menschen, die weten wat ze willen en waarom en waartoe ze 't willen, zich aangorden om den Heer te belijden door een leven van liefde en heiligmaking. In plaats dus van de Nationale Kerk te verlaten, is 't de dure plicht van ieder geloovige zich aan haar aan te sluiten en zoo doende den weg te bereiden in de harten voor de komst van 't Koninkrijk der Hemelen. En dit is geen ijdele wensch. Tal van jonge mannen, rijk begaafd voor de Evangelieverkondiging en 't Evangeliesch leven, treden er wekelijks op voor de gemeenten en strooijen uit volle hand het zaad, dat eenmaal in den grooten dag des oogstes zal prijken in de schooven. En die Evangelieverkondiging vestigt zich hoe langer zoo meer niet op een leer, niet op een belijdenis, niet op een overlevering, maar op Hem, den opgewekten Heer uit de dooden, die 't leven en de onverderfelijkheid heeft aan 't licht gebracht. De morgen daagt, de zon zal weldra door de nevelen en wolken der verwarde menschenwereld hare stralen doen dringen; wie gelooft vermag te wachten en te verwachten wat God heeft beloofd. Nog eene opmerking! ^ Wie de Kerk verlaat, de Kerk van bij de twee millioen zielen, en ze kortweg voor afvallig verklaart, omdat de meesten harer zonen geen oude Formulieren meer, hoe voortreffelijk ook, kunnen onderteekenen tot bewijs en bevestiging van hun geloof, miskent op de meest handtastelijke wijs den geest van 't Evangelie, die de geest van God is. Nu is er sprake onder ons van een afvallige Kerk, maar eenmaal weeklaagden de Engelen over een afvallige wereld. Heil ons, dat over haar afval geen uitspraak van menschen werd gevraagd. Neen ! God heeft zich over haar ontfermd en heeft in zijne groote barmhartigheid het liefste gegeven, wat Hij geven kon, zijn eeniggeboren Zoon, niet alleen omdat wij door het geloof