DE NIEUWE STER IN HERCULES.*
Een van de merkwaardigste verschijnselen aan den sterrenhemel vormen de z.g. „nieuwe sterren". Daarbij gaat het niet om nieuwe sterren in den letterlijken zin. Men heeft op fotografische platen, voor zoover deze uit den tijd van vóór het opvlammen van de betreffende hemellichamen voorhanden zijn, meestal een zwakke lichtplek gevonden juist daar, waar de nieuwe ster (de astronoom noemt haar een „Nova") later opvlamde. Deze zwakke ster werd in het verloop van enkele dagen helderder en helderder, tot zij met het bloote oog gemakkelijk kon worden waargenomen. Daar een Nova meestal eerst ontdekt werd, wanneer zij reeds goed helder geworden was, zijn wij omtrent haar in dit en het volgende stadium veel beter ingelicht dan over haar gedragingen gedurende den tijd van het begin der opvlamming. Bij de Nova Hercules kon men evenwel, zooals wij dadelijk zullen zien, ook een groot gedeelte van die eerste opvlamming gewaar worden.
Onmiddellijk na het bekend worden van de gebeurtenis begon een levendige bestudeering der Nova, daar alle observatoria van uit een centrum telegrafisch op de hoogte gesteld werden.
In hoofdzaak bestaan zulke waarnemingen uit onderzoekingen van het spectrum van het uitgestraalde licht en uit schattingen der helderheid. Wij zullen ons in het volgende eerst met de voorloopige schattingen der helderheid bezig houden. Verder zal nog het een en ander meegedeeld worden omtrent het veld van den hemel, waarin de Nova staat. In dit veld staat links onder Wega in de Lier een zeer heldere
Ontleend aan „Der Natürforscher", Jaargang XII, Afl. 2, Hugo Bermühler Verlag, Berlin-Lichterfelde. W. B. IV. 1935.