OM HET EVENWICHT IN EUROPA
Italië in Middeneuropeesche aangelegenheden, te ontwikkelen. Maar het is duidelijk, dat het, op een oogenblik dat SovjetRusland zich gereed maakt zonder voorbehoud met Europa samen te werken, voor Frankrijk of de Kleine Entente niet mogelijk is, onverschillig te blijven of zich te onthouden van nauwe samenwerking met dat land.
Het zou dus een groote fout zijn te denken, dat het plan voor het Oost Locarno-Pact de bedoeling heeft een nieuwe groep van bondgenooten van Frankrijk tot stand te brengen. Dit land zal, zelfs na het eventueel tot stand komen van het pact, zijn nauwe samenwerking met de Groote Mogendheden in West-Europa in geen enkel opzicht wijzigen; het zal veeleer trachten, die samenwerking te verbeteren. Het spreekt vanzelf, dat Frankrijk zijn vrienden in Midden- en OostEuropa evenmin in den steek zal laten als die vrienden in Midden-Europa het Frankrijk zullen doen.
Wordt dit groote, nieuwe diplomatieke vredesinstrument met succes in werking gesteld, dan zal dat in niet geringe mate er toe bijdragen de rust te verzekeren en de mogelijkheden van een nieuw Europeesch conflict te bezweren. En zoodra Oost-Locarno een voldongen feit zal zijn geworden, zullen wij natuurlijk naar Genève terugkeeren om plaats te nemen aan de tafel der Ontwapenings-conferentie, en dan zullen wij er ons, uitgaande van dezen nieuwen toestand, toe zetten een nieuwen grondslag te vinden voor een ontwapeningsovereenkomst en voor een blijvende goede verstandhouding met Duitschland. Het gevolg van dit alles zal zijn, dat de vrede voor langen tijd zal zijn verzekerd.
Misschien zult gij tegenwerpen, dat deze optimistische conclusie, hoe mooi zij ook moge wezen, moeilijk te verwezenlijken zal zijn.
Ik weet heel goed, dat de weg naar het vertrouwen, dat noodig is voor de verwezenlijking dezer doeleinden, moeilijk en vol hinderpalen zal zijn. Sommige menschen hebben bijvoorbeeld de onlangs te Venetië gehouden bijeenkomst van de beide hoofden van de Duitsche en de Italiaansche Regeering een beletsel geacht. Ongetwijfeld is het bij dit onderhoud tot een gedachtenwisseling over deze vraagstukken gekomen, maar ik zie daarin iets meer dan een negatieve houding. Stellig heeft het onderhoud te Venetië Italië en
W. B. IV. 1935- 11