ziek, zoo ziek, dat de dokter niet wilde dat zij langer bij dit vochtige gure weer in het land bleef. Alleen de warme zon kon moedertje misschien beter maken. En de dokter stuurde haar naar Spanje, omdat daar geen winter en geen koude is, maar heerlijke warme zonneschijn. 0 Maar Thea's moedertje werd niet beter en uit Spanje keerde zij nooit terug. 0 Er waren een paar jaren voorbij gegaan. Thea was al op de groote school en zat nu in de tweede klasse. Zij kon al lezen en schrijven. Zij was heel veel alleen want vadertje had het altijd zoo druk. 0 Koffiedrinken deed hij nooit thuis en dadelijk na het middageten moest de kleine meid naar bed. 0 Hè wat was het vroeger toch prettiger toen moedertje er nog was. 0 Alle vriendinnetjes hadden een moeder die met de kinderen speelde, ze naar bed bracht, mooie verhaaltjes vertelde en liedjes met hen zong. 0 Wat zou zij ook graag weer een moeder hebben. Hè ja een moedertje, dat zou heerlijk zijn. Jaantje was wel heel goed voor haar, maar een moeder is toch weer heel iets anders. 0 Zoo zat de kleine Thea te peinzen. En op eens bedacht zij, dat het gauw St. Nicolaas zou zijn en dat zij dit jaar nu zij schrijven kon voor het eerst een verlanglijst in haar klomp mocht leggen. 0 Ja zij wist het. Zij wist het wat zij bovenaan met groote letters zou schrijven. Een moeder. Niemand mocht het weten, het zou een groot geheim zijn tusschen haar en Sinterklaas. 0 Nu moest zij gaan denken, wie zij wel tot moeder zou kiezen. Dat was ook een heel ernstig ding. Mevrouw van Seventer vond zij erg lief en mevrouw Harmsen ook, maar neen dat ging niet, want dat waren al de moeders van Loukie en Bennetje. „Tante Tine?" neen die was zoo streng. Nicht Willemien, neen, die was zoo lang en zoo mager. Maar Jucy! Jucy! dat was een schat. Zij heette eigenlijk Augusta, maar toen Thea nog niet goed praten kon had zij dien naam tot Jucy verbasterd en sedert dien werd de vriendin van hare moeder altijd „Jucy" genoemd. Zij was het die kleine Thea dikwijls eens mee uit nam en bij regenweer op visite vroeg, en toen zij eens ziek was, kwam die lieve Jucy eiken dag naar haar kijken en bracht haar de

lekkerste vruchten mee. En voorlezen deed zij toen zoo mooi, zoo mooi dat je eigenlijk spijt had, dat je weer beter was. 0 Ja, Jucy, die was de eenige, die zij tot moeder wilde hebben. 0 Sinterklaas zou ze het vragen. Wat zij Sinterklaas vroeg, had zij altijd van hem gekregen. 0

Het was de avond van St. Nicolaas. Voor den schoorsteen stonden de klompjes. 0 Thea lag rustig te slapen met pop Toto in hare armen. Daar ging zachtjes de deur open en haar vader kwam binnen, beladen met speelgoed en lekkernijen. Voor den schoorsteen knielde hij neer. Voorzichtig haalde hij het hooi uit Thea's klomp en vulde die met allerlei aardige presentjes, die Zwarte Piet al 's morgens had gebracht. Maar wat was dat? Een brief. 0 En de vader las:

Lieve Sintklaas, Wil je mij Jucy geven. Ik wou zoo graag een moedertje hebben net als andere kinderen en Jucy is zoo lief. Als je het doet hoef ik geen speelgoed of lekkers te hebben. Zoentje van Thea.

Droomde Thea of was het echt waar? Het was al haast nacht en zij wist zeker dat zij al had geslapen. 0 En toch was het alsof zij droomde. Wat was dat nu? Wie nam haar zoo maar uit haar bedje? Neen zij droomde niet. Het was écht waar. 0 Jucy hield haar in hare armen en kuste haar telkens. Dan zei ze met haar lieve stem, die de kleine Thea zoo graag hoorde: 0 „Thea, mijn kindje. Ik zal jouw moedertje worden, mijn lieveling. St. Nicolaas heeft me naar je toegestuurd." „O, Jucy, hoe heerlijk!" juichte het kind. Toen knielde zij voor den schoorsteen neer, vouwde de handjes en zei heel ernstig. „Dank je wel Siniklaas, wel honderdduizend maal. Ik ben erg blij met je Sintniklaascadeau." Jucy droeg haar weer in haar bedje en toen zij Thea lekker instopte en een nachtzoen gaf, fluisterde de kleine meid, terwijl er een lach van geluk over haar gezichtje gleed. „Moedertje, moedertje!" 0

December,

December! December! Nu wordt er zacht gezegd

Dat alle kindertjes zoet zijn,

En bang zijn, en blij zijn, Omdat ze nu heel nabij zijn:

Sint-Niklaas en zijn knecht!

December! December! Ben ik wel zoet geweest?

Ik ben wat angstig weetje,

Wat bang en angstig weetje! Voor Sint-Niklaas een beetje

Voor Zwarte Piet het meest. December! December! Mijn bangheid wil niet weg..

Zou Sinterklaas niet kwaad zijn?

Een heel klein beetje kwaad zijn? En zou het niet te laat zijn,

Om zoet te worden, zeg? December! December! Wat wordt het nu al echt!

Kom, laten we nu stil zijn!

En zoet zijn, en blij zijn! Omdat ze nu heel nabij zijn,

Sint Niklaas en zijn knecht! Zus Schmidt.

6o