het niets te maken. Ze begreep het niet; wou het met begrijpen, of ze kon het misschien niet. Je bent dichter, had ze verklaard, en dat mocht hij niet verloochenen. En als de gevoelens voor haar hem met eens tot een vers konden inspireeren....

Tevergeefs trachtte ik hem te troosten. bd

Gisteren liep hij bij me op. Stralend.

— Hoe heb je 't klaargespeeld?

— Weet je 't dan al? vroeg hij verbluft. bd

— 't Is aan je te zien, man, je bent een ander mensch sinds een maand geleden. . „

— Een maand geleden? O, toen met Ida, bedoel je(

— Natuurlijk. Is de inspiratie gekomen? bd

— Nou, dat niet bepaald. Weet je wat ik haar schreef, dienzelfden dag dat ik jou tegenkwam?

?

— Ida pa

Zee ia

— Schitterend, zei ik. Maar, kon ik met nalaten te

schertsen, als ze nou eens anders geheeten had, Mary of Keetje, bijvoorbeeld? 0

— Wel, ja, als ze — Keetje, zeg je? Dan had het Talent er ook wel wat op gevonden. Natuurlijk, zoo iets bij voorbeeld:

Liefste Kee,

zeg niet nee .... 0 Geweldig, prees ik. Nou kerel, van harte hoor!

— Hoe bedoel je? 0

— Gelukgewenscht, natuurlijk, met je verloving met juffrouw Van 't Hof!

— O, ja, maar daar ben ik niet mee verloofd!

— Niét mee verloofd? Wat antwoordde ze dan?

— Ze zei: nee; want dat was geen gedicht!

— En.... je kijkt zoo vergenoegd!?

— Juist daarom, zei Frans geheimzinnig. Ik weet een allerliefst vrouwtje, die heeft me juist gezegd: alles goed en wel, als je in 's hemelsnaam maar geen verzen op me maakt. Da's goed voor je krant..., Morgen hebben we een intiem fuifje. Kom je ook? 0

Fritsje's grootste wensch

DOOR J. P. BAL JÉ. 0 0 0

P^OTIL HAD KLEINE FRITSJE VOOR ^WWW^ moesje's bed gestaan en met een aandachtigen trek op zijn leuk jongensgezichtje had ^iyjML, de vierjarige kleuter naar zijn moeder ge^

„Mammie moet in bed blijven", had moes hem gezegd, terwijl ze hem zacht over het blonde haar streek, „en nu tante hier is, moet Fritsje een lieve jongen blijven. Tante heeft het nu erg druk, en je mag haar niet telkens weer vragen, of de Kaboutertjes voor je komen teekenen. Mammie heeft je toch verteld, dat de Kaboutertjes naar hun land zijn teruggegaan om daar nieuwe schoentjes en mutsjes te gaan koopen, omdat de oude versleten waren En nieuwe kunnen ze hier niet krijgen. Dat land ligt heel, heel ver weg, en daarom moet je wat geduld hebben, vent. Ik denk", en een heel fijn lachje speelde er toen om moesje's mond, „dat ze zoowat terug zullen zijn, als mammie weer op mag staan!" rJ Een nadenkend rimpeltje was op Fritsje s voorhoofd verschenen en half-begrijpend had hij mammie toegeknikt en haar beloofd, dat hij heel gehoorzaam zou zijn en tante geen last wilde bezorgen. Doch toen tante zeil gekomen was en hem aan een hand naar de voorkamer gebracht had, daar mammie rust moest hebben, had toch heel even zijn lipje getrild en bijna had hij haar ondanks alles nog gevraagd, of de Kaboutertjes met konden zorgen, dat mammie gauw beter zou worden. Intijds had hij zich echter zijn belofte herinnerd en bovendien.... tante lachte altijd, als hij het over Kaboutertjes had, zoo'n vreemd, eigenaardig lachje, dat hem altijd weer aan hèt denken bracht, t Scheen wel, dat tante lang niet zooveel van de Kaboutertjes hield als hij en.... mammie. Want die kon urenlang vertellen van die kleine, aardige kereltjes, die alles konden, die in een vreemd, wonderlijk landje woonden en die zulke leuke dingen voor Fritsje teekenden, s nachts, als iedereen sliep! b3

Stilletjes was Fritsje met zijn blokken gaan spelen, daarna had hij al die oude teekeningen van zijn Kaboutervriendjes, waarbij moesje zooveel heerlijke verhalen verteld had, nog eens bekeken, en een week lang had hij zich daarmee bezig weten te houden. 0 Toen was het hem te machtig geworden. En hij had tante gevraagd, of de Kaboutertjes nu nog niet terug waren, en of ze nog niet voor Fritsje konden teekenen. En tante, die het dien dag juist vreeselijk druk had, en erg zenuwachtig was, had Fritsje een kort, onvriendelijk antwoord gegeven, had hem gezegd, dat hij voor zoo'n grooten jongen niet zoo flauw meer mocht zijn met zijn Kaboutergedoe. Wat ze precies had bedoeld, was Fritsje niet heelemaal duidelijk geweest, maar hij had heel goed gemerkt, dat tante boos was. Ze had ook nog gezegd, dat hij èrg stil moest zijn, want dat moesje zware hoofdpijn had en geen leven kon verdragen. Nooit had Fritsje zich ongelukkiger gevoeld, dan dien middag. 0 En 's avonds, heel, heel laat, toen Fritsje dacht, dat iedereen in huis wel zou slapen, klom hij voorzichtig uit zijn bedje. Zijn kleine, bloote voetjes trippelden bijna onhoorbaar over den grond, de trap af, naar de voorkamer. ... Zachtjes deed hij de deur open en even zacht liep hij door het onverlichte vertrek. Bij den schoorsteen bleef hij staan, daardoor kwamen immers altijd de Kaboutertjes naar binnen, had moesje hem gezegd. En met een klagend, dun stemmetje riep hij: 0 „Kaboutertjes.... Kaboutertjes!!!" Toen wachtte hij een poosje. En toen hij dacht, dat ze hem wel gehoord zouden hebben, riep hij weer:

„Kaboutertjes, zijn jullie al terug van je landje? Zeg, Kaboutertjes, ik zou zoo graag, zoo graag willen, dat mammie weer beter werd. Willen jullie mammie weer beter maken? Als je dat doen willen, goeie Kaboutertjes, dan zal Fritsje zoo blij zijn. Dat zou ik nog liever hebben, dan.. dan..", even aarzelde hij, en tranen stroomden over -zijn gezichtje, „dan dat jullie weer voor me teekenden!" Weer hield hij even op en in zijn nachtpon rilde hij van de kou. Toch was hij nog niet klaar. 0 „Maar zeg, Kaboutertjes, zullen jullie alsjeblieft niets aan tante vertellen, want ik geloof, dat tante boos op jullie is, en Fritsje is bang van tante...." 0

55