Het hachelijke talent

DOOR WOUT VAN SLOCHTEREN. 0

J^.K^NRANS WEVERS HAD ZIJN TALENT AL %4m~^ m zijn jeugdjaren ontdekt, en het had (*^^) hem een ramp geleken. Want zoolang hij cflUDfcc, school-ging, en nog lang daarna, had hij 31 \F è er nooit veel anders dan verdriet van beleefd. . . ,® De eerste maal — om dien nog eerderen keer, m dat straks te memoreeren geval met Agnès, niet mee te tellen — de eerste maal, toen zijn gave zich manifesteeren kwam, was hijzelf er het danigst van geschrokken. L>e omstandigheden, waaronder het zich openbaarde, waren

In de hoogste klas werd ter oefening en ontwikkeling van den poëtischen zin der 12-, 13-jangen op gezette tijden een gedicht opgegeven om, gelijk het heette en wellicht nog heet: „van buiten" te leeren. Ongetwijfeld had Frans deze formuleering der taak tezeer letterlijk opgevat: toen zijn beurt van reciteeren kwam, bleek nauwelijks de helft van het gedicht van-bmnen te hebben postgevat. De Traan heette het voortbrengsel van vroeg iqe-eeuwsche dichtvaardigheid; en daar in s dichters periode veelvuldig en gaarne werd geweend — ongeveer gelijk men thans „community singmg beoefent — telde het vers een ordentelijk aantal strofen. (Coupletten, zeiden de jongens, wien het onderscheid tusschen gedicht en lied nooit goed duidelijk wilde worden.) En Frans' beurt viel bij het vierde of vijfde „couplet" van den traanzang, terwijl zijn geheugen nauwelijks het eerste drietal had ingezogen. fcd

— Nu Frans? kwam de hem goedgezinde onderwijzer te hulp, „de traan des zeemans " verder?

— „De traan des zeemans", begon Frans gedwee, maar het respect zijner heldenvereering zat blijkbaar zijn vermogen, zich een weenenden zeebonk voor te stellen, in den weg. , , • < .

— „De traan des zeemans, die gevaren .... hielp ae goedige paedagoog — en daar ineens schoot t-rans uit Zijn slof, uit een onmiskenbaar-dichterlijken slof, waarvan het bezit hem nooit eerder bewust was geweest, en waarmee hij nu onverhoeds de wegen der dichtkunst inschoof:

De traan des zeemans, die gevaren Trotseert op d'ongetemde baren

— Hè? informeerde de onderwijzer, waar haal je dit

vandaan?! „ . . . .

Meisies gichelden.

Jongens proestten.

— O, da's zeker uit een ander gedicht, poogde Frans de situatie te redden, zelf niet minder verbaasd dan de meester in al de schuilhoeken van zijn geest peilend, waar hij het vandaan mocht hebben.... 0

— Bedenk je nog eens rustig, ver¬

maande de geduldige onderwijzer, en hielp hem weer

een stukje verder: 0 „De traan des zeemans, die gevaren

Noch 't naderende doodsuur vreest "

— Bewijst wel dat hij is geen beest,

Maar mensch, als u en ik eens waren..

ontvlood, eer hij 't wist, aan Frans' onbewust-insinueeren-

den mond.

Dat was het incident. 0 Meneer had zijn geduld verloren in het loeiend gekrijsch dat de klas aanhief bij de spontane uitbarsting van dezen plots ontdekten, dichterlijken vulkaan. 0 Twee weken had hij zijn vingers moeten blauw schrijven aan het Traan-gedicht — dat was het harde loon geweest der geboorte van een edel Talent. 0

Sindsdien was nu en dan zoo een eruptie onweerhoudbaar over den kraterrand gevloeid, en altoos op de minstgelegen oogenblikken. Een vermaning van vader, een ernstig-zakelijk verhaal van zijn zuster Agnès die aaneen-bank was, een vraag van het dienstmeisje om instructies, een zinswending in de conversatie van een bezoeker, — élke aanleiding kon, (niemand wist waarom en wanneer, niemand, ook Frans zelf niet,) élke, maar vooral een ietwat plechtige aanleiding kon voldoende zijn, om als uit een onverwachts aangeboorden bron een fontein van rijmen omhoog te doen spuiten. ^ 0 In het eerste stadium dezer uitbarstingen was het Frans niet mogelijk, deze vaak ontstellende, soms compromitteerende commentaren binnen te houden. Totdat toespraken en straf, gemoedelijke en hardhandige terechtwijzingen, lachsalvo's en bespotting den geteisterden knaap het besluit deden nemen nooit een mond open te doen, tenzij hij alleen was. Dan, op zijn kamertje, onderweg naar school, en vooral: hengelend aan den waterkant, vierde hij zijn rijmpassie uit, uit soortgelijke aandriften als een anderen jongen deden fluiten, een hond nazitten, of op zijn hoofd staan. Dezelfde omstandigheid, welke deze uitspattingen voor den jeugdigen delinquent straf- en gevaarloos maakten, hebben ook elk spoor dier zeker verbijsterende productie verloren doen gaan: zij werd zonder getuigen voortgebracht, en Frans had geen behoefte zijn verzen geschreven te zien. Dat kwam later — maar daarvan straks nader, opdat ge hem niet van ijdele eerzucht verdenken zult. Zoo was het een tijdlang goed gegaan; en Frans' omgeving had er zich aan gewend, dat hij zijn deelneming aan de huiselijke gesprekken beperkte tot onschuldige Ja's en Nee's, welke stugge syllaben — mochten ze al eens toevallig op iemands vraag rijmen — toch als onloochenbaar proza werden aanvaard. 0 Tot op een kwaden dag de kersversche verloofde van Agnès zijn entree maakte, en op den ongelukkigen inval kwam den nu 15-jarige rechtstreeks in de plechtigheid te betrekken door op onverantwoordelijk-gestyleerde wijze te verklaren, dat het hem „aangenaam was, ook Frans te ontmoeten, — van wien ik zooveel heb gehoord...." — Dan mag ik ook u wel hart'lijk begroeten, gelijk het een zwager behoort.... stamelde Frans zijns ondanks, en holde dan, zich ineens van den terugval in het oude kwaad bewust, ijlings de kamer uit naar buiten. 0 Achter hem schalde de lach van den nieuwen intimus. * * *

Maar een ware maatschappelijke tragedie lokte het

5i