WITWATERSRAND,
oprijzende grove kwartssieten, zandsteenen en conglomeraten van het Witwatersrandstelsel, bij de oppervlakte komen. Maar hier en daar ontwaart men thans geweldige slakkenheuvels, schoorsteenen zenden hun roetigen rook de lucht in en dé transportinrichtingen tot het vervoeren van erts maken het beeld van een mijnbouwgebied volledig. Het geheel mag men zich echter niet zoo dicht bij elkander geplaatst voorstellen, als zulks in Europeesche industriestreken regel is. Veel eerder moet men aan het Donetzbekken in Zuid-Rusland denken, waar men eveneens tusschen de afzonderlijke mijnen, hoogovens, erts- en slakkenheuvels telkens weer uitgestrekte steppen aantreft. Hier bevinden wij ons echter op 1600—1800 m hoogte op een steppenplateau, dat bijna op tropische breedte ligt. Zeer groot zijn er de temperatuurverschillen tusschen dag en nacht. Zij spelen een grootere rol dan het verschil in warmte tusschen zomer en winter; want ook 's winters is hier overdag de temperatuur betrekkelijk hoog en daalt alleen 's nachts nu en dan eenige graden onder nul. De neerslag, gemiddeld jaarlijks 750 mm, valt, zooals bijna overal in de randgebieden der Tropen, bijna uitsluitend gedurende de zomermaanden, meestal in den vorm van kortstondige, doch hevige onweersbuien, dikwijls vergezeld van sterken hagelslag. Dit hoog gelegen landschap bij den Witwatersrand vormde een weideen jachtgebied der boeren, totdat in 1884 er het eerste goud, in 1885 het rijke Mainreef ontdekt werd.
De geologische gesteldheid van den Witwatersrand kan hier slechts zeer kort behandeld worden. In engeren zin verstaat men onder „Witwatersrand" den in hoofdzaak W—O genchten,i5o—200 m hoogen en vantalrijkegrootere en kleinere dalen doorsneden landrug, waarin de kwartssieten van het Witwatersrand-stelsel uit de ten noorden van Johannesburg gelegen graniet-schiervlakte oprijzen; deze rug vormt tevens de waterscheiding tusschen de stroomgebieden van de Krokodillenrivier-Limpopo en de Vaal, d.w.z. tusschen Indischen en Atlantischen Oceaan. Bij den centralen rand bij Johannesburg komen de lagen van het Witwatersrandstelsel aan het daglicht als noordelijke vleugel van een WZW—ONO gerichte geologische inzinking (Potchefstroom-kom). Morfologisch is deze inzinking niet zichtbaar, daar jongere gesteenten