DUITSCHLANDS MOEILIJKHEDEN.*

In een rede, die hij enkele maanden geleden te Warschau uitsprak, karakteriseerde de Duitsche Minister van Propaganda, Dr. Goebbels, de verhouding tusschen dictatuur en democratie als volgt: „Het Volk en de Regeering zijn één in Duitschland. De wil van het volk is de wil van de Regeering en omgekeerd. De moderne Staat in Duitschland is opgebouwd op een soort veredelde democratie met autoritair gezag krachtens door het volk gegeven mandaat." Tijdens de voorbereiding van het jongste plebisciet hebben leidende persoonlijkheden in het Derde Rijk zich op overeenkomstige wijze uitgedrukt, en Hitier zelf ging zoo ver om te beweren, dat Duitschland het meest democratische land ter wereld was, omdat hij de volheid van de door hem met geweld veroverde macht liet bevestigen door een stemming. De waarheid is, dat de leiders van het Derde Rijk van tijd tot tijd hun eerbied voor het democratische beginsel alleen betuigen om in het buitenland een gunstigen indruk te maken. Op deze wijze trachten zij het feit te maskeeren, dat zij zich van de macht meester gemaakt hebben in een onverzoenlijken strijd tegen de democratische vormen en beginselen.

Hoe groot hun huichelarij is blijkt wel uit de omstandigheid, dat de nieuwe staatswetenschap in Duitschland niet aarzelt, het referendum een paskwil te noemen. In de Grundriss der allgemeinen Staatslehre door Professor Kollreuther van de Universiteit te München, die ook Staatsrat is en lid van de Duitsche Academie voor Rechtswetenschappen, komt de volgende passage voor: „In den nationalen constitutioneelen Staat {Rechtsstaat)" — tusschen twee haakjes een eigenaardige

* Ontleend aan „The Contemporary Review", London, October 1934-