HET INTERNATIONALE TOEZICHT OP DEN HANDEL IN VERDOOVENDE MIDDELEN.*

In de Contemporary Review van 1912 beschreef ik het ontstaan van de internationale samenwerking om het gebruik van opium en andere gevaarlijke narcotische middelen tot medische doeleinden te beperken, en in artikelen van de jaren 1923 en 1925 beschreef ik de onder oppertoezicht van den Volkenbond gemaakte vorderingen om aan de Opiumconventies uitvoering te geven en haar een universeele werking te verzekeren. Sedert 1925 is de ontwikkeling voortgeschreden, heeft men nieuwe moeilijkheden te overwinnen gehad met betrekking tot den onwettigen handel en zijn er leemten in het internationale toezicht op de productie en de verdeeling van verdoovingsmiddelen aan het licht getreden. Het is duidelijk, dat een concentratie en verscherping veeleer dan een verslapping van de bemoeiingen noodig is, wil de buitensporige aanmaak van gevaarlijke narcotische middelen een einde nemen en de voordeelige handel van de internationale smokkelaars verdwijnen.

De Volkenbond kwam, na een rapport van de gezondheidscommissie van den Bond, tot de conclusie dat aan de wettige medische behoeften der wereld voldaan zou worden door een jaarlijksche productie van negen ton morphine, twee ton heroïne en vijf en een halve ton cocaïne1). Men moet daarbij in aanmerking nemen, dat morphine tot een hoeveelheid van ongeveer twintig ton gebruikt wordt voor den aanmaak van

* Ontleend aan „The Contemporary Review", London, October 1934-

1) Een ton komt overeen met ongeveer 1016 kg. (Vert.)