DE VOLKENBOND EN DE VLUCHTELINGEN

in de afgeloopen vijftien jaar heeft gedaan voor het meest hulpelooze deel van de menschheid. De eerste keer, dat de Bond zich het lot aantrok van een groote massa mannen, vrouwen en kinderen, die uit hun land en hun woonsteden waren verdreven, was in 1921, toen meer dan een millioen Russische émigré's in Oost-Europa op ellendige wijze verkommerden en van honger dreigden om te komen. Toen was het, dat de groote wereldburger, Dr. Fridtjof Nansen, die zich reeds verdienstelijk had gemaakt door honderdduizenden krijgsgevangenen uit de verlaten gebieden van Siberië behulpzaam te zijn bij den terugkeer naar hun woonsteden, er in slaagde de tot den Volkenbond toegetreden staten ertoe te bewegen om zich het lot van deze internationale zwervelingen aan te trekken. Men benoemde hem tot Volkenbondscommissaris voor de vluchtelingen, en in de laatste acht jaren van zijn leven heeft hij op heldhaftige wijze gezwoegd voor het welzijn van zijn beschermelingen. Zij waren dakloos, en geleidelijk wist hij woonplaatsen voor hen te vinden in Frankrijk, Tsjecho-Slowakije, Zuid-Amerika, de Vereenigde Staten en Centraal Azië. Zij waren staatloos en hij voerde den „Nansen-pas" voorhenin en wist de regeeringen er toe te brengen, dat zij dien erkenden. Zij waren rechtloos en hij richtte een Volkenbondsbureau op, dat hun een zekere mate van pro-consulaire bescherming verleende. Aan de Russen, die oorspronkelijk onder zijn hoede waren gesteld, voegde hij nog 300.000 daklooze Armeniërs toe, waarvoor de Volkenbond geen mandaatgebied als nationaal tehuis had vermogen af te bakenen; en later nog eenige tienduizenden Chaldaeërs en Assyriërs, de „geassimileerde vluchtelingen", zooals zij eigenaardigerwijs worden genoemd, welke door de overwinnende Turken uit hun huizen verdreven werden.

Gedurende eenigen tijd kreeg deze Hercules van onze eeuw zelfs nog de zorgen voor een veel grootere massa bannelingen te dragen, toen bijna twee millioen Grieken uit KleinAzië werden verdreven, en van alles beroofd en der wanhoop nabij op de kusten van het verarmde Griekenland aan wal werden gezet. Het was duidelijk, dat noch de particuliere weldadigheid, noch eenige nationale organisatie iets tegen een ellende van dergelijken omvang zou kunnen uitrichten.