a

NEUTRONEN EN POSITRONEN;

atoom, maar een instabiel deeltje, dat als een radioactieve stof door splitsing uiteenvalt en daarbij een siliciumkern vormt onder uitzending van een positief electron. Dergelijke instabiele tusschenvormen, welke dus als nieuwe radioactieve elementen zijn te beschouwen, kunnen we ook bij de ontleding van borium en magnesium aannemen.

Deze radioactieve elementen ontstaan slechts in uiterst kleine hoeveelheden. Indien de bestraling zoo lang is voortgezet, dat het aantal elementen dat gevormd wordt gelijk is aan het aantal dat tegelijkertijd weer ontleed wordt, zal het aantal, als de bestraling door een milliard deeltjes per seconde geschiedt, nog maar i op 100.000 atomen bedragen. Toch kan hun aanwezigheid aangetoond worden, wat absoluut onmogelijk is voor dergelijke hoeveelheden van stabiele atomen, die bij andere transformaties gevonden worden. Wij mogen dus hopen, dat door geschikte reacties het scheikundig karakter van de gevormde elementen bepaald zal kunnen worden.

Borium, in den vorm van harde dichte korrels, is ongeschikt voor scheikundig onderzoek. Men kan een stikstofverbinding van borium bestralen. Deze stof kan ontleed worden onder vorming van ammoniak en wij hebben vastgesteld, dat de radioactiviteit bij deze ontleding overgaat op het ammoniak en niet op het borium. De radioactieve stof gedraagt zich scheikundig als stikstof.

Het bestraalde aluminium, opgelost in HC1, verliest zijn radioactiviteit, welke wordt teruggevonden in het ontwikkelde waterstof. De actieve stof is waarschijnlijk overgegaan in een phosphorwaterstof. Men kan ook uit de aluminiumhoudende oplossing een radioactieve stof neerslaan, die zich als phosphorus gedraagt. Wij stellen voor deze nieuwe radioactieve elementen te noemen radiostikstof en radiophosphorus.

Deze proeven vormen het eerste scheikundige bewijs van kunstmatige transformaties van elementen.

Wij hebben aangetoond, dat bestraald magnesium niet alleen positronen, maar ook negatieve electronen uitzendt. Er schijnen daarbij twee radioactieve elementen te ontstaan, die electronen van tegengesteld teeken uitstralen. Het is dus