KUNSTMATIGE RADIOACTIVITEIT

de energie van het photon overblijft, verschijnt als kinetische energie van de beide electronen.

De aanwezigheid van een kern is onmisbaar als basis van de reactie, maar zij doet niet van beteekenis mee aan de verdeeling der energie.

Wij hebben in een Wilson-camera werkelijk afbeeldingen gekregen van zulk een paar electronen met tegengestelde ladingen, waarvan de energie samen in de buurt van 1.6 millioen electronvolt lag. Een dergelijke afbeelding geeft het mechanisme van het verschijnsel goed weer.

Wij hebben hierbij dus omzetting van electromagnetische straling in stof. Op voorstel van Mevrouw Curie zullen wij aan dit proces den naam ā€˛materialisatie" geven.

Uit bovengenoemde beschouwingen volgt dat een photon met een energie kleiner dan 1.02 millioen electronvolt niet in staat is de uitzending van positieve electronen te bewerken. Hierdoor wordt verklaard dat het verschijnsel der abnormale absorptie van een photonenstraling eerst begint als de energie grooter dan een millioen electronvolt is, zooals Gentner in het radiuminstituut heeft aangetoond. Het is dus waarschijnlijk dat de er dan bij komende absorptie te wijten is aan het verdwijnen van energie en het uitstralen van een positief en een negatief electron.

Het positieve electron is niet stabiel. Korten tijd na zijn ontstaan heeft het het grootste deel van zijn snelheid verloren en zoodra het een negatief electron ontmoet, zal het zich daarmee vereenigen. Ze zullen samen verdwijnen, terwijl dan tevens twee energiequanten (photonen) van 500.000 electronvolt vrij worden, welke in tegengestelde richtingen worden uitgestraald. Dit verschijnsel van de omzetting van stof in straling, het omgekeerde van het vorige, is theoretisch door Dirac voorspeld en tegelijkertijd waargenomen door Thibaud en F. Joliot.

POSITIEVE TRANSFORMATIE-ELECTRONEN.

Wij hebben de aanwezigheid van positronen aangetoond in de straling die uitgaat van verschillende lichte elementen, zooals beryllium, borium en aluminium, bestraald door