HET VRAAGSTUK VAN STAAT EN KERK.*

De botsingen van den laatsten tijd tusschen democratie en dictatuur en de brutale opmarsch van den totalen of autoriteitsstaat zijn aanleiding geweest, dat het vraagstuk van den eisch van den staat om de oppermacht op elk gebied en de aanspraak der kerk op vrijheid een nieuwe phase is ingetreden. Het heeft een beteekenis gekregen, die ver boven de in engeren zin kerkelijke kringen uitgaat; het is een vraagstuk van algemeen historisch en maatschappelijk belang geworden.

In het fascistisch Italië is dat probleem ten gevolge van de sterke machtspositie der Roomsch-Katholieke Kerk en door Mussolini's bekwaamheid, althans voorloopig, zonder al te groote moeilijkheden en conflicten tot oplossing gebracht. In de Sovjet-republiek is zij toegespitst tot een nieuwe vervolging van Christendom en religie, die rechtstreeks den ondergang van de Russische kerk en het Christendom en uitroeiing van allen godsdienst beoogt. In het nationaalsocialistische Duitschland heeft het een diepgaande crisis doen ontstaan, waarvan de gevolgen nog in het geheel niet te overzien zijn, maar aan wier ingrijpende beteekenis zoowel voor het kerkelijke als voor het nationale leven niemand twijfelen kan.

Hetgeen in de Sovjet-republiek en het Derde rijk zich als een open strijd voordoet, gaat in werkelijkheid niet alleen Rusland en Duitschland of enkel de Russische en de Duitsche kerk aan. Het is een openbaring van tegenstellingen en problemen die, vóór wij het vermoeden, ook in andere samenlevingen actueel kunnen worden. Wij hebben alle reden om

* Ontleend aan „Samtiden", Oslo, 9e aflevering, 1934.