76

EEN NIEUWE WEG DEN MENSCH TE LEEREN KENNEN.

ren treft, zal vroeger of later leiden tot slaperigheid en slaap, die van groote vitale beteekenis is, hoe sterk de irritatie ook wezen mocht, voor zoover die niet met gelijktijdige irritaties op andere punten samengaat of door andere irritaties wordt afgewisseld.

Een voorwaarde voor het welzijn van het geheele organisme is het „wetmatige" van heel zijn werkzaamheid. Indien het dier niet nauwkeurig aan de omgeving was aangepast, zou het spoedig of langzaam ophouden te bestaan. Indien het dier in plaats van op het voedsel af te gaan, zich er voor terugtrok, indien het niet voor het vuur uit den weg ging, maar er zich in wierp enz., zou het omkomen. Het moet zóó op de buitenwereld reageeren, dat zijn bestaan door zijn gezamenlijke reactie-werkzaamheid verzekerd is. Hetzelfde geldt van het leven, wanneer men zich dat voorstelt van uit het gezichtspunt der mechanica, der physica en der chemie.

Ieder systeem in de materie kan als gegeven eenheid bestaan, zoolang zijn innerlijke krachten met de invloeden van buiten, waaraan het is blootgesteld, in evenwicht zijn. Dat geldt voor iederen steen, zoowel als voor de meest samengestelde chemische stof. En evenzoo voor het organisme. Als afgesloten systeem kan het alleen bestaan, zoolang het ieder oogenblik zich naar de omgevende voorwaarden schikt. Zoodra het evenwicht ernstig wordt verstoord, houdt het organisme op als een gegeven systeem te bestaan. De reflexen zijn elementen in die gestadige aanpassing of evenwichtstoestand.

De physiologie onderzoekt altijd een groot aantal „reflexen, "de volgens vaste wet en machinaal verloopende reacties, die aangeboren zijn, dat wil zeggen bedongen door de organisatie van het gegeven zenuwstelsel. Evenals de drijfriemen van de machine zijn de reflexen van tweeërlei soort: positieve en negatieve (tegenhoudende, stopzettende); tendeelebrengen zij een bepaalde werkzaamheid tot stand en ten deele stoppen zij die. Nog heeft de studie een langen weg. Er worden telkens nieuwe reflexen ontdekt; en de ontvangapparaten die de stooten van de bewegende krachten, uiterlijke zoowel als innerlijke, opvangen, zijn in vele gevallen nog in het geheel