66
VOETBAL EEN OVERBLIJFSEL VAN MAGISCHE KUNST?
De gronden, die ik, als resultaat van onderzoekingen te hooi en te gras, hierboven heb uiteengezet, vormen prima facie een vrij krachtig voorloopig bewijs voor de veronderstelling dat de „toovenaar met den bal" van den sportjournalist, indien hij dat wilde, het spoor van zijn beroep zou kunnen volgen door de eeuwen heen tot een ernstiger en waardiger toovenaar, een toovenaar die, al bereikte hij niets, geloofde in zijn kunst als een middel om zijn volk tot voordeel te strekken. Het is belachelijk te veronderstellen, dat de beroepsvoetballer van dezen tijd het veld zou betreden met dergelijke onbaatzuchtige bedoelingen; maar nog slechts een halve eeuw geleden bewaarden sommige spelers van het spel op den Dinsdag voor de Vasten een spoor van dit geloof in hun vermogen om goed te doen aan iemand anders dan hun eigen ik. Want te Whitby hield men nog vast aan het geloof, dat hij, die niet zijn uiterste best deed op den Dinsdag voor de Vasten, niet in staat zou zijn ,,de volle maat van zijn kracht te geven" bij den komenden oogst,x) en in Normandië waren de spelers overtuigd, dat de winnende ploeg zich door haar overwinning een overvloediger oogst van ciderappelen verzekerde dan hun verslagen tegenstanders.2)
1) Notes and Queries, 5de Serie, 10 Februari, 1877.
2) Sir J. G. Frazer, l.c., IX, 183.