VOETBAL EEN OVERBLIJFSEL VAN MAGISCHE KUNST?1*
W. BRANCH JOHNSON.
De schrijvers in de sportrubrieken der dagbladen gebruiken een teekenende uitdrukking om beroepsvoetballers te beschrijven, die kunstgrepen uitvoeren met hun voeten. Zij zijn ,,toovenaars met den bal" en de spelers zoowel als hun bewonderaars vatten die omschrijving ongetwijfeld op in den geest, waarin zij bedoeld is — als een loftuiting. Maar indien de veronderstelling, uitgesproken in mijn titel, juist is, is zij veel meer dan dat; wat zou men zeggen, als bewijzen konden worden bijgebracht, om in hooge mate aannemelijk te maken dat voetbal inderdaad voortkomt uit een magisch ritueel ter bevordering van vruchtbaarheid? Natuurlijk, het heen en weer schoppen van een bal schijnt wel een van die natuurlijke en spontane genoegens, die geen diepzinnige verklaring eischen; maar de ondervinding kan ons leeren, dat wat voor de hand ligt niet altijd zoo voor de hand liggend is als het schijnt, en dat achter de instinctieve daad van het heden vaak de weloverwogen daad van vroegere eeuwen verborgen ligt. De Grieken en Romeinen speelden voetbal; men zegt, dat het gespeeld werd in Ierland twee duizend jaar geleden; de Maori's, de bewoners van de Faroër-eilanden, van de Philippijnen, van Polynesië, en de Eskimo's, allen spelen het, of een spel dat er zeer veel vereenkomst mee vertoont. Wanneer we derhalve een onderwerp in beschouwing gaan nemen, dat in ruimte en tijd zoo wijd verbreid is, dan zouden we er ons wel over moeten verbazen, indien de geheele
i) Ontleend aan „The Contemporary Review," London, Februari 1929.