54

HET RAADSEL VAN DE MENSCHWORDING.

ting de voorstelling van den bijbel eenigszins naderen. Ook deze neemt een vreedzaam milieu voor de eerste menschen aan, waarin zelfs de roofdieren vredelievend gezind zijn. Is hier toeval of overweging aanwezig? Vermoedelijk een duister voorvoelen, dat de mensch, aan wien de natuur zelf betrekkelijk geringe physieke kracht heeft gegeven, vóór het bezit van de daarvoor in de plaats komende wapens slechts onder vreedzame verhoudingen heeft kunnen bestaan.

Zooals bekend is, heeft ook Darwin boven de andere continenten aan Afrika de grootste waarschijnlijkheid als stamland van onze vroegste voorvaderen toegekend, vóór alles om deze reden, dat hier inheemsch zijn de gorilla en de chimpansee, die naar zijn meening onder de apen den mensch het naast staan.

Onze hypothese is opgebouwd op inzichten, die eerst de laatste tijd mogelijk heeft gemaakt, wat betreft het voorkomen van de oudste culturen. Zij verklaart op bevredigende wijze niet slechts het stadium voor de eigenlijke menschwording, maar ook de oudste menschheid-situatie, want juist de hier geographisch-klimatologisch noodwendige isoleering van de voorvadergroepen moest tot de vorming van zoo verschillende rassen leiden, als wij reeds in het ouddiluvium zien optreden.

Inderdaad bestaat er tusschen deze rassen, lichamelijk en — zooals de verschillen in de cultuur aantoonen — ook geestelijk een diepe kloof, hetgeen in het bijzonder in de afzonderlijke plaats van het Neanderdalras tot uitdrukking komt. De rasvorming gaat in elk geval ver terug, in een tijd, toen men van menschen in engeren zin nog niet kon spreken. Tegenwoordig is het oorspronkelijke beeld, door het afsterven van de eene groep en het onophoudelijke dooreen vermengen van de andere menschengroepen, volledig gewijzigd. Er ontbreekt daarom ook iedere wetenschappelijke grondslag, wanneer men de tegenwoordige cultuurgebieden met die uit den oertijd tracht te verbinden. Men vergeet daarbij vóór alles ook, dat een maatschappij vorm niet stabiel is, maar dat deze zich bij hetzelfde ras van den oertijd af door verscheidene oorzaken zeker meermalen gewijzigd heeft. Daaruit is het duidelijk, dat wij de moderne ethnographische situatie niet