52

HET RAADSEL VAN DE MENSCHWORDING.

kan zich slechts voltrokken hebben in een warm klimaat, waarvoor pleit b.v. het ontbreken van een dichte haarbekleeding, de samenstelling van de melk (rijkdom aan suiker) enz. Ook moet bij de tegenwoordige verspreiding van de anthropomorphe apen, na het uitschakelen van Amerika, in de eerste plaats Afrika als het grootste tropische landgebied in aanmerking gebracht worden. Hoe past nu dit werelddeel als oerstamland bij het boven geschetste oudste beeld van de verdeeling der menschheid, en hoe laat zich hierbij aanpassen de Pithecanthropus uit het plioceen van Java? Om deze vragen te beantwoorden moeten wij ons wederom wenden naar de palaeogeographie. Deze leert ons nu, dat de paradijsachtige afsluiting van het afrikaansche stamland tegen het einde van het tertiair ophoudt te bestaan, aangezien zich nu Afrika over een breed front, veel breeder dan tegenwoordig, n.1. tenminste over een breedte, die met de lengte van de Roode Zee overeenstemt, aan Azië aansluit, en ook is het met Europa verbonden over Gibraltar en over Sicilië.

Hiermede ontstaat voor den mensch uit het eindplioceen de mogelijkheid Afrika langs meerdere wegen te verlaten en de overige oude wereld in beslag te nemen. De boven gegeven oud-diluviale groepeering der menschheid laat toe ook over dezen opmarsch gevolgtrekkingen te maken. In verband hiermede is de oergroep van de vuistbeitel-cultuur en misschien ook die van de breedlemmet-cultuur naar Europa, en die van de smallemmet-cultuur naar Azie verhuisd. Terwijl de beide eerste gedurende het oud- en middendiluvium in Europa en misschien in Azië naast elkaar voorkwamen, zonder zich wezenlijk te vermengen, zien wij de smallemmetgroep eerst laat, in het jong diluvium, uit haar nieuwe aziatische vaderland naar Europa verhuizen.

Deze drie culturen en rassen gaan van nu af aan onder elkander de verschillendste vermengingen aan, zoodat nieuwe culturen en nieuwe rassen ontstaan. Zooals het nu staat, mogen wij aannemen, dat het geheele ontwikkelingsproces van het menschdom na den ijstijd niets anders is geweest, dan een wisselwerking van deze drie componenten.

Ook als uitgangsgebied voor de oud-diluviale cultuur- en