48
HET RAADSEL VAN DE M ENSCHWORDING.
verandering in den jong-divulialen ijstijd, de naar hen genoemde Aurignac-kentering.
Mijn eveneens eerst van alle kanten afgewezen afleiding uit het oosten, waarschijnlijk uit Noord Azië, vindt tegenwoordig steeds meer erkenning. Daar de smal-lemmet-mensch reeds met een hooge cultuur naar Europa is gekomen, mag een zeer lang verblijf op aziatischen bodem worden aangenomen; dat is: zijne aanwezigheid aldaar mag evenver teruggaan, als die van den vuist-beitel- en breed-lemmet-mensch in West Eurazië.
Wanneer wij het tot nu toe medegedeelde samenvatten, dan blijkt het, dat bij het begin van den ijstijd de drie oudste cultuurgroepen van de menschheid zich bevinden in een grooten boog in het noorden van Eurazië, van den Atlantischen Oceaan af tot diep naar Azië toe, ja waarschijnlijk tot aan den Stillen Oceaan.
Aangaande de gelijktijdige verhoudingen in het zuidelijker Afrika weten wij nog niets nauwkeurigs, daar de tot nu toe gevonden werktuigen en skeletdeelen, hoewel van hoogen ouderdom, geen nadere bepaling van dien ouderdom toelaten. In Amerika ontbreken dergelijke oude sporen nog geheel. Zoo ziet dus de oudste overzichtelijke situatie van de menschheid er uit, die in het oudste diluvium gelegen is.
Wat valt nu uit deze verdeeling af te leiden voor de vraag naar het oer-vaderland van de menschheid?
De beantwoording zal verschillend luiden, naarmate men huldigt het monogenisme of het polygenisme, d.w.z. naarmate men aanneemt, dat de mensch zich van uit één plaats der aarde of van uit meerdere heeft ontwikkeld.
In verband met de verbluffende gelijkheid van het menschdom in skeletbouw ben ik overtuigd, dat zich het ontwikkelingsproces van de menschwording in een betrekkelijk eng begrensd gebied der aarde heeft voltrokken.
Dit aangenomen, geeft de boven geschetste geografische verdeeling der cultuurgroepen reeds een belangrijke oriënteering. De oorsprong van de menschheid kan noch in het westen, noch in het oosten van Eurazië geweest zijn, maar moet zijn geweest in een centraal gelegen gebied, van waaruit de drie hoofdgroepen naar verschillende richtingen uitstralen. Hier-