HET RAADSEL VAN DE MENSCHWORDINGL1*
J. BAYER.
De vraag aller vragen was en is die naar de herkomst van den mensen, want zij beantwoordt tegelijk ook die naar het „Waarheen."
Wanneer men zich tegenwoordig den mensch niet meer door een scheppingsdaad ontstaan denkt, maar ook voor hem, evenals voor ieder levend wezen, ontwikkeling aanneemt, dan zou deze van stadium tot stadium nauwkeurig te vervolgen zijn, indien alle individuen behouden en bekend waren.
Nu blijven aan de eene zijde skeletresten van zeer hoogen ouderdom slechts onder zeer bijzondere gunstige omstandigheden bewaard, zoodat slechts een kleine breuk van een procent tot de nawereld komt, aan de andere zijde is het wederom slechts een kleine breuk van een procent van hetgeen behouden is, dat wij tot heden teruggevonden, en alzoo ter beoordeeling hebben.
Zou de situatie dientengevolge tamelijk hopeloos zijn, in zooverre krijgt zij een belangrijke verbetering, dat voor de oudste tijdperken de steenen werktuigen, die veel minder aan vernietiging onderhevig zijn, het gemis aan lichamelijke overblijfselen gedeeltelijk vervangen.
Skelet deelen en werktuigen (artef akten) zijn het dus, met welker hulp wij den mensch zoover mogelijk in het verleden willen nagaan, om de vragen te beantwoorden hoe en waar
i) Ontleend aan „Die Umschau," Verlag Prof. Dr. H. Bechhold, Frankfurt a. M., Jahrgang 33, Heft 17.