DE GEHEIMZINNIGE 2Ó00 GRAM
mocht slechts door de dienstdoende zuster, die den sleutel bij zich droeg, in het bijzijn van den behandelenden arts geopend worden, ten einde voedsel toe te dienen of den stoelgang en urine te verwijderen. Gedurende zes dagen en zes nachten was het wasschen en tanden poetsen verboden. Het eten werd na afgewogen te zijn, door den behandelenden arts toegediend. De niet gebruikte etensresten, evenals stoelgang en urine werden telkens gewogen. De dagelijksche weging van de patiënt werd door den arts zelf verricht. In het kort, absolute controle, zooals ook bij het onderzoek van Therèse von Konnersreuth vereischt werd. Ofschoon de patiënt slechts weinig vloeistof tot zich nam, dagelijks ongeveer iooo tot 1200 gram, in den vorm van thee, koffie, water of compote, had zij nimmer dorst.
En het resultaat der controle? De vochtigheidsbalans gaf inderdaad aan, dat deze vrouw belangrijk meer vloeistof afscheidde dan het totaal van wat in de vloeibare en vaste voeding te zamen voorkwam en dat het lichaamsgewicht daarbij onveranderd bleef! Slechts den eersten dag van de vrijwillige gevangenschap in het ijzeren ledikant trad een kleine gewichtsinzinking in, die blijkbaar een psychische oorzaak had. Daarna steeg het lichaamsgewicht, steeg en steeg, ondanks de passieve vochtigheidsbalans, ondanks het feit, dat de vrouw aan urine meer afscheidde dan zij aan vast en vloeibaar voedsel tot zich nam. In getallen: gedurende de periode van zes dagen nam de patiënt gezamenlijk 13287 gram vast en vloeibaar voedsel tot zich; de afscheidingsproducten in dezelfde periode bedroegen te zamen 16 040 gram. Het lichaamsgewicht is evenwel ondanks het deficit van bijna 3 kilogram, waarbij het verlies door transpireeren en het afgeven van waterdamp bij het ademhalen niet eens meegerekend zijn, ongeveer gelijk gebleven en gedurende de bewuste zes dagen slechts 300 gram gezakt. De patiënt had dus minstens 2600 gram meer aan gewicht moeten verliezen. Voor deze 2600 gram is geen verklaring te vinden.
Dat er bij de bedoelde patiënt waarschijnlijk een ziekelijke afwijking van het stofwisselingscentrum bestond, kan ons hoogstens verklaren, waarom het tot een storing in de stofwisseling, tot een versterkte afscheiding van vloeistoffen