DE GEHEIMZINNIGE 2ÓOO GRAM
processen en stemt nauwkeurig zoowel met het verbruik als met de opeenhooping van arbeidsvermogen in het levende organisme overeen. Het levende wezen kan dus geen arbeidsvermogen uit niets opwekken en kan ook geen opgenomen arbeidsvermogen spoorloos laten verdwijnen. De wet van het behoud van arbeidsvermogen geldt dus eveneens voor het leven.
Evenzoo is het gesteld met de wet van het behoud der stof. Ons lichaam bouwt zich op uit de vaste en vloeibare stoffen van het voedsel en de ingeademde gassen van de atmosfeer. Blijft het gewicht van het lichaam gelijk, dan moet er evenveel opgenomen als uitgescheiden worden. Neemt het lichaam meer op dan het door uitwerpselen, urine en verdamping uitscheidt, dan moet het aan gewicht toenemen. Wordt de uitscheiding door de opneming overtroffen, dan moet het lichaamsgewicht diensovereenkomstig verminderen. Bij een actieve stofwisselingsbalans — om de uitdrukking uit het economische leven over te nemen — neemt het lichaam dus aan gewicht toe. Bij een passieve stofwisselingsbalans neemt het gewicht af. Bij gelijke opneming en uitscheiding blijft het gewicht op dezelfde hoogte.
PARADOXALE GEWICHTSTOENEMING.
Daar deed men eenige jaren geleden op eens een merkwaardige waarneming: In het Weensche ziekenhuis voor hartlijders moest Prof. Dr. E. Zak iets constateeren, wat hem als arts in het geheel niet in orde scheen, en hem als wetenschappelijk onderzoeker buitengewoon interesseerde. In de meeste gevallen zijn hartgebreken — in tegenstelling tot de vroegere overschatting van het gevaarlijke karakter van hartklepgebreken — niet hinderlijk of gevaarlijk. Het gebrekkig gebouwde hart kan door vergrooting of door verhoogde arbeidsprestatie de storing opheffen, compenseeren en zijn taak gewoonlijk zeer bevredigend volbrengen. Jammer genoeg is dit niet altijd het geval. Het hart kan dan de fouten in den aanleg niet geheel compenseeren en er bestaan derhalve de zoogen. niet gecorrigeerde hartgebreken.
Deze patiënten leiden onder verschillende ongemakken.