EEN POGING TOT RATIONEELE VERKLARING.
307
van Hamlet, die van 1603 en van 1604, waarvan de eene als tooneelstuk, de andere als letterkundig werk bedoeld is. En dat is een van de redenen, die Gaston Baty opgeeft voor de opvoeringen van den First Hamlet, die kort geleden in het „Théatre de 1'Avenue" plaats vonden.
Zeer dikwijls, om niet te zeggen altijd, waren de stukken, door Shakespeare onderteekend dus voor het grootste gedeelte geïmproviseerd, zooals in Italië de stukken, bekend onder den naam la Commedia dell' Arte, geïmproviseerde stukken waren.
De vurige bewonderaars van Shakespeare zijn opgetogen over het aantal van zijn stukken — de zesendertig, die zijn naam dragen of die aan hem toegeschreven worden. Maar het is wel zeker, dat hij er veel meer geschreven heeft. De tooneelschrijvers van vroeger hadden niet de overdreven terughouding van onze hedendaagsche schrijvers, waarvan de beste, zooals bijvoorbeeld Francois du Curel, tevreden zijn, als zij een tiental stukken hebben voortgebracht. Wat beteekent de vruchtbaarheid van een Shakespeare — voor zooveel wij er slechts van weten — vergeleken bij die van een Lopez de Vega, die achttienhonderd stukken schreef, of zelfs maar bij die van den Franschman Alexandre Hardy, die er zeshonderd liet opvoeren!....
Om beroemdheid, fortuin of alleen maar welstand te verwerven, ja zelfs om het dagelijksch brood te verdienen (Hardy flanste in ééne maand zelfs wel eens zes stukken in elkaar) werd vroeger wel een andere manier van werken vereischt dan in onze dagen — en de oude schrijvers hechtten volstrekt niet zooveel gewicht aan hun voortbrengselen, als de onze doen.
Men kan aannemen, dat Shakespeare niet het flauwste vermoeden had van den ontzaglijken roem, die hem wachtte. Twintig jaar lang werkte hij hard, eenvoudig om geld te verdienen en van zijn rente in zijn geboortestad te kunnen gaan leven. Hij verliet Londen in 1611, op den leef tij d van zeven-enveertig jaar, en stierf te Strafford in 1616, zonder ooit meer een pen te hebben aangeraakt. Toen Pope van Shakespeare schreef dat „hij de vleugels uitsloeg terwille van de verdienste en niet om den roem en onsterfelijk werd ondanks