EEN POGING TOT RATIONEELE VERKLARING.

305

Eerst gebruikte hij hulpmiddelen, zocht bijeen en verzamelde En kocht de omwerking van oude stukken. Maar thans, Nu hij eenig bezit heeft verworven en vertrouwen, Raapt hij alles bij elkaar en maakt den geest van ieder tot

den zijne.

En wanneer men het hem verwijt, haalt hij de schouders op.

Och, wat! dergelijke misdaden Worden door den dommen, stom-verbaasden toeschouwer

geslikt,

Zonder dat deze er zich om bekommert, van wien dit allemaal

afkomstig is.

Later meenen velen, dat er evenveel van hem is, als van ons. Dwaas! alsof een éénoogige niet zou kunnen onderscheiden. Of een wollen vacht uit één stuk bestaat of uit kleine aan

elkaar gezette lapjes.

Met dit scherpe hekeldicht zijn wij wel heel ver verwijderd van den buitensporigen lofzang, door denzelfden Ben Jonson aangeheven in de voorrede van den beroemden foliant, welke in 1623, zeven jaar na den dood van den dichter, het licht zag, een gebeurtenis, die toen volkomen onopgemerkt plaats greep. Het was dan ook eerst in 1643 — zeven-en-twintig jaar na Shakespeare's dood — dat in een bundel van Thomas Fuller, Worthies of England getiteld, het eerste levensbericht van Shakespeare werd uitgegeven.

Meer of minder volkomen toeëigening van reeds geschreven of opgevoerde stukken, plundering van tooneelen of episoden van het werk van schrijvers uit vroegeren of uit eigen tijd, menige inspiratie, ontleend aan karakterteekeningen door anderen, tallooze malen gepleegd plagiaat van zinnen of verzen, ziedaar, wat de kritiek en de geleerden reeds ontdekt hebben in het werk, dat is uitgegeven onder den naam van William Shakespeare.

Maar er is nog iets anders: dat is het aandeel, dat de comedianten, die met Shakespeare de door hem bewerkte of opnieuw geschreven stukken speelden, vermoedelijk aan zijn werk hadden. Dit is een zeer aannemelijke gedachte, indertijd uitgesproken door Gordon Craig, beroemd tooneelspeler en

w. B. III, 1929. 20