304

HET SHAKESPEARE RAADSEL.

waarschuwde op hun hoede te zijn voor „die marionetten, die spreken door onzen mond" en voor „die narren, die onze kleuren dragen."

„Neemt u voor hen in acht, want onder hen bevindt zich een parvenu, een raaf, die getooid is met onze veeren, die, met zijn hart van een tijger, verborgen onder de huid van een tooneelspeler (uitdrukking, welke men terugvindt in het derde gedeelte van Henry VI) zich even bekwaam waant als de beste onder u, om een blank vers te dichten; terwijl hij slechts een Joannes Factotum is, beschouwt hij zich als de eenige Shake-scène (de eenige, die wat nieuws brengt voor het tooneel) van het land. Och, ik smeek er u om, zeldzame geesten, maakt een beter gebruik van uzelf en in een richting, die u meer voordeel kan aanbrengen; laat die apen uw vroegere meesterwerken nabootsen en geeft hun nimmer te voren kennis van uw bewonderenswaardige vindingen. Zoekt u dus, zooveel gij kunt, betere meesters, want het is jammer, dat mannen van zulk een zeldzamen geest afhankelijk zijn van de willekeur van zulke grove lakeien.. .." *)

Ben Jonson, die Shakespeare na zijn dood overdreven lof zal toezwaaien, publiceert niettemin tijdens het leven van den dichter dit krasse sonnet: The Poet Ape (De Dichter-Aap), dat in zijn volledige werken voorkomt en waarvan de vertaling slechts een flauw denkbeeld kan geven:

De arme dichter-aap, die zich graag wilde uitgeven als onze

leider,

Wiens werken rechtstreeks afkomstig zijn van iemand, die den

geest van anderen doet doorgaan voor den zijne, Is van tusschenpersoon een zoo brutale dief geworden, Dat wij, de bestolenen, alle woede laten varen en slechts

medelijden gevoelen.

i) Met veel belangstelling zal men in het zeer merkwaardige werk van Georges Connes: Le mystère Shakespearien (Boivinet Cie, éditeurs. Paris, 1926) de bijna volledige vertaling lezen van het felle pamflet van Greene, waarin deze onder de stellige, min of meer vrijwillige medewerkers van Shakespeare Marlowe, Nask, Peele, Daniël, Lodge en Greene aanwijst. Het werk van Georges Connes bevat zeker de beste uiteenzetting, die er bestaat, van alle sedert vijf-en-zeventig jaar naar aanleiding van het groote raadsel geuite verondertellingen.