302

HET SHAKESPEARE RAADSEL.

daarenboven veel aan de Metamorfosen van Ovidius te danken en ook wel wat aan het dertigste hoofdstuk van het tweede deel van de Essais van Montaigne, getiteld Les Cannibales. Daarin kan men de inspiratie vinden voor het eerste tooneel van het tweede bedrijf van the Tempest, de tirade van Gonzalo over een ideale republiek, waar volgens de voorstelling geen magistraat bestaat en evenmin rijkdom, armoede, eigendom of gezag, waar alle mannen niets uitvoeren en alle vrouwen onschuldig en rein zijn. Men weet, dat de Essais, in 1603 door den Venetiaan Giovanni Florio in het Engelsch vertaald, Shakespeare's lievelingsboek vormden en dat het Britsch Museum het exemplaar bezit, hetwelk den dichter persoonlijk heeft toebehoord en van zijn handteekening is voorzien — een van de weinige, die wij kennen.

De schrijver van de mooiste Fransche vertaling van de werken van Shakespeare, Francois Victor Hugo, die ook den Dr. Faustus (1604) van Christopher Marlowe vertaalde, toonde de verbazingwekkende gelijkenis aan, die bestaat tusschen sommige episoden van dit stuk en the Tempest (1613).

„Shakespeare," zoo schreef hij, „heeft deze geheele episode in the Tempest nagebootst. In dit stuk wil de tot onderwerping gebrachte Caliban zich op Prospero wreken, evenals de vernederde Benvolio zich wil wreken op Faust. Caliban smeedt een complot met twee matrozen, Stephano en Trincolo, om Prospero te dooden, zooals Benvolio met twee kameraden, Martino en Frederico, samenspant, om Faust ter dood te brengen. Faust straft zijn vijanden, door hen er toe te brengen, zich door een moeras voort te sleepen en als soldaten vermomde duivels op hen los te laten en door deze te doen vervolgen; evenzoo straft Prospero de zijne, door hen door een vijver heen te jagen en hen te doen vervolgen door duivels in de gedaante van honden. De overeenkomst is treffend."

Zooals men ziet, eigent zich Shakespeare, evenals Molière — doch in een veel hoogere mate dan deze —„zich toe wat hem aanstaat." Zonder zoo ver te gaan, van te zeggen, zooals Tolstoï heeft gedaan, dat het werk van Shakespeare „slechts bestaat uit aan elkaar gevoegde stukken van het werk van