290
HET OVERBEVOLKTNGSVRAAGSTUK IN JAPAN.
ontwikkelt zich, dank zij de premiën der Regeering aan scheepsbouwers en reeders. De uitvoer neemt toe en brengt geld in het land, dat er zoo arm aan is; want de Nippon Ginko of Rijksbank, die voor 120 millioen yen (ƒ1,20) aan papier mag uitgeven, gewaarborgd door goud en zilver in haar kelders, schijnt voor zoover men bij de geheimhouding in zake financiën kan nagaan, die garantie alleen in naam te bezitten.
Wel zijn de steenkolen met hun dikken zwarten rook alleen bij vermenging met Cardiffkolen voor stoomschepen bruikbaar — Japan stookt op zijn oorlogsschepen Cardiffkolen — toch wordt er voor millioenen als brandstof in de fabrieken en als briketten uitgevoerd, 't Lakwerk -— niet meer het onbeschrijfelijk fijne, dat ideaal afgewerkte, dat soms eerst na dertig of veertig jaren door den werkman afgeleverd werd — maar het meer grove, in groote massa's vervaardigd, vindt in het buitenland, omdat het zoo mooi heet, goeden aftrek, 't Koper is een uitvoerartikel en het graphiet zal het steeds meer worden. De productie van thee, zijde, porselein en aardewerk neemt steeds toe en vindt in het buitenland koopers: de thee in Amerika, de zijde in Amerika, Italië, Frankrijk. Vooral de fabricatie van lucifers en katoentjes heeft een hooge vlucht genomen; de Japansche lucifers hebben de markt van geheel Oost- en Zuid-Oost-Azië (behalve natuurlijk het Fransche gedeelte) veroverd en tegen de Japansche katoentjes kunnen de Engelsche, zelfs niet de Duitsche, in lagen prijs mededingen. Ze zijn wel minderwaardig, maar hier, in China vooral, kan men zich de weelde niet veroorloven van op de kwaliteit te zien!
Deze uitvoer en de hooge invoerrechten, die Japan buitengewoon hoog heeft opgevoerd, verschaffen het volk en den Staat het middel om te betalen wat het van buiten als wol,
bij verlaging der prijzen de waren tegen den overeengekomen prijs in ontvangst te nemen en tracht verlaging af te dwingen, wetende dat de importeur liefst een proces vermijdt (D'Autremer, The Jap. Emp. iqio), LudovicNaudeau teekent ze in Le Japan moderne (iqio) nog zwarter en vertelt, dat aan een der universiteiten een leerstoel voor probité commerciale is opgericht! To Kaoko echter zegt, dat er nu in zijn land fatsoenlijke aanzienlijke koopmansfamiliën zijn. (Innere Kolonisation in Japan. 1926.)