DER ALKOHOL ALS GENUSSMITTFL

voorbeeld van onthouding reeds veel goed gedaan. De echte alcoholicus kan alleen door onthouding worden gered. En wie in de bedoelde inrichtingen of vereenigingen werkzaam is, moet daarom wel geheel-onthouder zijn. Maar de meeste drinkers hebben het voorbeeld niet voor oogen, en de matige heeft het niet noodig, ja beschouwt zichzelf als een beter voorbeeld. Wie zelf een voorbeeld van onthouding in de maatschappij wenscht te geven, moet wel van meening zijn, dat geheel-onthouding voor geheel de maatschappij noodzakelijk is. En dan komt hij tot het aandringen op een verbod, voor alle menschen.

Wat zulk een verbod voor onheil kan stichten, heeft men in Amerika gezien, waar de weerzinwekkendste vormen van alcoholisme met allerlei strafbare handelingen, smokkelarij, chantage, overtreding uit bluf zucht, en verslaving aan veel gevaarlijker bedwelmende middelen het gevolg zijn geweest van het drankverbod.

Mocht de wetenschap middelen aan de hand doen, die het matig gebruik van alcohol als genotmiddel zouden kunnen vervangen zonder het gevaar voor verslaving met al hare gevolgen, het zou een weldaad zijn. Maar men doet verkeerd, ook het matig gebruik als schadelijk voor te stellen. Want ieder mensch krijgt alcohol: in kleine hoeveelheden ontstaat die voortdurend in het bloed, als voortbrengsel der koolhydraten-stofwisseling.

En genieten is geen zonde; eerlijke lieden, tenzij zij heiligen zijn, wenschen genot in een of anderen vorm. De zedelijke mensch zal dezen wensch weten te beheerschen, niet door buiten te sluiten, wat de Voorzienigheid hem ter beschikking stelt, doch door maat te houden.

Iedere tijd heeft zijn eigen wenschen. En in dezen tijd brengt de overgave aan de sport een groot deel der jeugd tot matigheid of onthouding. Dat is goed. Maar krijgt de geest bij al dien wedijver in lichaamsoefening wat hij noodig heeft? Komt de sport jeugd er toe, hoogere vraagstukken te overdenken en onderling te bespreken? Dat gebeurde wel op de groote wandeltochten van vroeger, al werd onderweg bij een glas bier rust gehouden. Bürgi meent, dat de beschaving in onzen tijd op een sedert eeuwen niet bereikt laagtepeil is gekomen. Laat men bij de sport toch óók matigheid betrachten, en verder alles van alle kanten bezien. Zeker niet den gezonden mensch een weinig genoegen ontnemen, en niet op zijn kosten de zwakken en zieken redden, doch dit blijven doen door de hulp van de menschen, die daartoe geroepen en bekwaam zijn, en door de inrichtingen, die daartoe bestemd zijn.

Dit is de hoofdzakelijke inhoud van Bürgi's geschrift, dat ook is verschenen in de Schweizerische Medizinische Wochenschrift van 27 Februari 1937. H. P-