DER ALKOHOL ALS GENUSSMITTEL

Ook andere dranken hebben hunne beteekenis: minerale wateren, thee, koffie, chocolade, vruchtensappen — maar alles op zijn tijd en plaats. De ééne groep kan de andere niet volledig vervangen. Aangaande het bier en de uit melk bereide alcoholische dranken (kefir en kumys) zegt Bürgi nog, dat zij alle ook nog voedingswaarde bezitten.

Bij al deze beschouwingen is evenwel nog geen sprake geweest van den alcohol als bedwelmend en verdoovend middel. Deze eigenschappen zijn het, die van gebruik tot misbruik, en daardoor tot ondeugd en schade voor lichaam en geest kunnen leiden. Het vluchten voor pijnen en lasten (slapeloosheid) door middel van bedwelmende stoffen wordt door niemand als een ondeugd beschouwd. Niemand verlangt van dengeen, die een operatie moet ondergaan, heldhaftig verdragen. Nu is de alcohol (in het bier tevens de hop) als slaapmiddel vaak doelmatig, en zeker minder schadelijk dan wat de apotheek ook den slapeloozen geheelonthouder aan „hypnotica" levert. Maar er zijn nog andere pijnen dan de lichamelijke: kommer, zorg (zelfs de zorg voor de bestendigheid van het bezit), ondervonden leed en beleediging, wroeging, angst — ook ter wille van anderen —, eenzaamheid, verveling. En hiervoor zoeken dan de menschen niet een echte narcose, maar toch een voorbijgaande halve, kwart of achtste van een voorbijgaande alcoholnarcose. Bewonderen moet men de velen, die al deze dingen moedig ondergaan zonder bedwelming te zoeken. Maar de meerderheid staat niet zoo sterk. En na de korte verdooving komen de spoken terug. Of wel: tijdens de verdooving ziet men de dingen te optimistisch in, men verslapt in den strijd, verzuimt de noodzakelijke daad. Deze beschouwing, zegt Bürgi, is juist, doch slechts ten deele. Voor velen geeft het tijdelijk wijken van den druk gelegenheid om met opgewektheid aan te pakken — en misschien te overwinnen.

In het gezellig verkeer geeft een glas wijn of bier een prikkel tot het overwinnen van gevoelens en gedachten, die de uitingen van den geest — mits men dien bezit — remmen. De matige zal niet verder gaan — reeds omdat hij weet, dat méér onaangename gevolgen heeft.

Maar de mensch met zwakken wil, die narcose begeert omdat het leven hem te zwaar is, en daardoor dieper en dieper zinkt, en zich en de zijnen in ellende dompelt — die mensch moet worden geholpen , ook ter bescherming van zijn medemenschen. Hoe helpen: door zelf het voorbeeld van volkomen onthouding te geven, of door van staatswege de genotmiddelen geheel te verbieden?

In den familiekring, zegt Bürgi, in inrichtingen en vereenigingen tot bevrijding van drankzuchtigen van hunne ondeugd, heeft het