METEORIETEN EN HUN OORSPRONG
met granaattrechters uit den wereldoorlog. Daar het gebied, waar deze meteoorsteenen neervielen, ver van alle cultuur verwijderd is, was het tot nu toe niet mogelijk, de neergestorte massa's zelf te onderzoeken.
De „Tunguskameteoor" zou de eenige van de geweldig groote meteorieten zijn, die in den laatsten tijd door menschenoogen werd aanschouwd.
Van een anderen meteoorkrater kent men den tijd van zijn ontstaan niet: het is die van midden-Arizona in het Zuidwesten der Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Daar werd te midden van een niet-vulkanisch landschap een geweldige vulkanische ketel ontdekt, waarvan de rand een 40 tot 50 meter hoogen wal van rotsblokken draagt. De krater is bijna cirkelvormig, heeft ongeveer 1100 meter middellijn en is 250 meter diep. De oorspronkelijk loodrechte steenlagen, waarin de ketel ligt, zijn in de kraterwanden sterk gebogen. Tot op vele kilometers afstand is de omgeving ervan rijk aan stukken meteoorsteenen. Boringen toonden aan, dat de bodem van den ketel tot 200 meter diepte omgewoeld is en de grond met meteoorijzerstof vermengd is. Men heeft berekend, dat een meteoorsteen, indien deze den ketel vormde, een gewicht van 360 millioen kilogram moet hebben gehad, een snelheid van ongeveer 30 kilometer in de seconde en een middellijn van 40 tot 50 meter. Door de hitte van het treffen ontstond een ontploffing, werd de rots, waarvan de lagen werden opgeheven, gedeeltelijk gesmolten en het ijzer wellicht zelfs verdampt.
Sedert de wetenschap van het vallen van den meteoorsteen in Siberië op de hoogte is en den meteoorketel van Arizona kent, is het bijna mode geworden, gelijke indeukingen in het aardoppervlak eveneens als sporen van neergeslagen, uit de wereldruimte afkomstige, gesteenten te beschouwen. Beschouwt men echter niet vooringenomen al deze meteoorkraters, dan blijven er behalve de reeds genoemde, slechts zeer weinige over, waarvan het ontstaan op andere, „aardsche" wijze niet verklaard kan worden.
Als eerste van die enkele is te noemen het bij Henbury in midden-Australië gelegen veld met trechters; 12 tot 13 ketels, die bij een diepte van 10 tot 20 meter een middellijn van wel